maandag 17 oktober 2016
Het gat
Het is zes uur 's avonds. Ik heb de hele dag lesgegeven. Heel langzaam fiets ik terug naar huis. Over de gracht, de brug en de dijk. Zoals elke zaterdag. Het gat in mij is zo groot dat de wind er dwars doorheen waait. Misschien dat ik daarom haast niet vooruit kom.
Door het raampje zie ik hem al staan. In de keuken. Zijn hoofd onder de afzuigkap. In plaats van op te kijken, blijft hij nu doorroeren in zijn pan. En in plaats van aan te kloppen, zoek ik naar de huissleutel in mijn rugtas.
De houtkachel brandt. De kinderen spelen op het kleed. Zodra ik binnenkom, schieten de oogjes pijlsnel van mij naar man en weer terug. Ze lachen net te hoog, te veel en te opgewekt.
'Hallo!'
'Hallo,' zegt man. 'Goed gewerkt?'
'Ja hoor.'
'Ik had deze wijn net gekocht. En vandaag staat die toevallig ook in de wijngids.' Hij houdt een fles omhoog.
'Wat goed!'
'Goed van mij, hè?'
Man schenkt een glaasje wijn voor me in. De kaarsjes branden. Hij en Jeetje hebben een complete Indonesische rijsttafel gemaakt. Even later zitten we met het hele gezin aan tafel, maar - hoeveel bakjes er ook voor onze neus staan - het voelt alsof er in ons midden een bom is ontploft. Ook in ons vieren is een gat geslagen.
'Lekker is die wijn,' zeg ik.
'Gewoon van de AH.'
'Moet ik onthouden.'
En na het eten laat ik me naar rechts vallen. Mijn hoofd in zijn schoot. Hij legt zijn handen op mijn rug. Mijn ademhaling wordt kalm. Alles wordt kalm. Heel even is het gat gedicht.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten