Het was wéér zaterdag. Na een dag lesgeven fietste ik van de Herengracht naar huis. Hoe dichter ik mijn huis naderde, hoe groter de tegenzin. Ik had 2 dagen geen enkele vorm van contact met man gehad. Dat betekent: ik had hem geen app-berichtjes gestuurd.
Goed, ik was op weg naar huis. Ik dacht aan de cursiste die een warme, gezellige zondag beschreven had waarin ze als gezin - achteraf gezien voor het laatst - met z'n vieren bij elkaar zaten.
Goed, ik was op weg naar huis dus.
We zouden er met z'n drieën eten. Man, Deetje en ik. Jeetje was uit logeren. Ik hoopte dat hij iets lekkers gekookt had. En nee, ik hoopte verder nergens op. Misschien was het geen hoop, misschien ging ik er gewoon van uit dat hij deze 'afwezigheid' - of hoe het ook heet - zou compenseren met een exquise maaltijd. Iets interessants, veel pannen, glazen wijn.
Goed, bij binnenkomst stond man achter het fornuis. Op zijn sokken. Dat zag ik. En ook dat er maar één braadpan op de kookplaat stond. Aan de ene helft lagen twee dikke bleke worsten, en aan de andere helft een groente die het midden hield tussen broccoli en bloemkool.
'Gadver.'
'Nou zeg,' zei hij.
'Ja, gadver. Eten we dát?'
'Je lijkt Jeetje wel.'
'Weet je al niet meer dat ik niet van worst hou?'
We keken elkaar niet aan. We keken naar de braadpan.
'Dit is worst van de markt met een q,' zei hij toen.
'Ik dacht echt dat je iets lékkers zou maken.'
'Deze worst lust je wel.'
'Blóémkool. Gadver.'
'Dit is geen gewone...'
Hij rolde de worsten en de lichtgroene bloemkool heen en weer in de pan. Ik liep langs hem heen naar boven om mijn rugtas weg te leggen.
zondag 30 oktober 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten