Begin jaren tachtig woonde M. in Duitsland. Gisteren vertelde hij over zijn eerste tandartsbezoek daar. M. kwam terecht in een behandelkamer vol met schedels. De tandarts spaarde ze. Van elk ras één. In de kaken brandden lampjes.
'Die gebitten grijnsden je toe terwijl je in de stoel lag,' vertelde M.
'En ze hebben geen gaatjes,' de tandarts wees naar zijn verzameling. 'Allemaal gaaf.'
Over het gebit van M. zei hij: 'Alles trekken.'
De tandarts bleek een expert. Hij vertelde over de gouden kronen die hij anderhalf jaar lang dag in dag uit, getrokken had. Ook had hij er veel geleerd van kaken. Hoe je die het makkelijkste kon breken.
'Dat waren gouden tijden voor een tandarts,' zei de tandarts.
M. was nog vier keer teruggekomen. Om het hele verhaal eruit te krijgen.
'Zulke mensen zijn er nog trots op ook,' zei M. 'Die man moet daar toen volledig doorgedraaid zijn.'
PS: Het gebit van M. zit er nog in.
'Dat kon in die tijd,' zei M, 'toen kon je met allerlei smoezen naar de tandarts.'