donderdag 24 april 2008

Ik ben een prozaïst.

C. en ik waren in Utrecht. Op weg naar de boekpresentatie van Het Tulpenvirus. Daniëlle Hermans is de eerste van het Sebesklasje die debuteert en nog vóór de officiële doop van haar thriller zijn er al meer dan 8000 exemplaren verkocht. Buitenlandse uitgevers staan te dringen, de pers schreeuwt. De Tulp is momenteel big business. Een hotter onderwerp had ze niet kunnen aanvoelen. - Ik weet nog dat ik haar toentertijd dringend adviseerde om toch vooral de verhaallijn van die tulp te schrappen. -
C. en ik snelden boekhandels in om in elke Ako en Bruna het Tulpenvirus te fotograferen. ( Dat is nu nog opwindend voor de schrijfster.) In Broese Kemink sjeesden we meteen door naar de afdeling Spanning. We zetten het boek rechtop. C. fotografeerde er op los. En toen ik opkeek, zag ik daar mijn hoofdje hangen. Aan een pilaar.
'Kijk, daar heb je mij,' piepte ik.
En toen ik met mijn ogen van links naar rechts rolde, zag ik het hoofdje aan iedere muur.
'Prozaïst,' las ik hardop. En sloot mijn ogen (3).
C. maakte een foto.

Geen opmerkingen: