maandag 30 juni 2008

Scrubben

De schoonheidsspecialiste die ook pedicure is, herkent me nooit. Al twee jaar kom ik af en toe bij haar voor mijn voeten. Maar ze ziet me steeds als een nieuwe klant. Dus ik speel elke keer dat ik een nieuwe klant ben. En elke keer begint zij weer over kinderen. Eerst vraagt ze of ik ze heb. En dan zegt ze dat die zo slecht voor je voeten zijn. Of voor je gezichtshuid.
'Jouw huid is helemaal uitgeput, dof en vlekkerig. Dat komt duidelijk door de zwangerschap,' zegt ze vandaag. 'Dat komt door het kind,' weet ze.
'Het is toch al meer dan drie jaar geleden dat ik mijn dochter kreeg.'
'Je ziet het nog,' zegt ze. En scrubt het kind dan hardhandig weg van mijn gezicht. De doffe plekken die het gemaakt heeft. De vieze vlekken.
'Het doet pijn,' fluister ik. 'Het voelt als een open wond.'
'Dat moet,'zegt ze streng. 'Dat moet.' En ze scrubt.

zondag 29 juni 2008

Afscheid

Ik zit op de rand van haar bed. Ik ben hier toevallig terecht gekomen, op dit kruispunt van leven en dood. Ik moet even tussen de werelden door geglipt zijn. Ze leeft hier nog. Terwijl ze in het echt al dood is. Dat weet ik. Want de begrafenis begint zo. Ik ben niet uitgenodigd. De schrijfjuf en ik zagen elkaar ook nooit op uitnodiging. Op kruispunten in de stad zwaaiden we. Riepen we 'Hallo!' We ontmoetten elkaar jaarlijks op een feestje.
Maar hier leeft ze nog. Waar we nu zijn. Vanuit haar bed kijkt ze me recht aan - ze is hier blijkbaar niet scheel - giechelt en gaat rechtop zitten. Pieken oranjerood haar. We giechelen. Dan doe ik het plotseling. Wat ik in het echt niet zou doen. Ik geef haar snel een kus op haar wang, ter afscheid. 'Dag!'
En ik sta op.

zaterdag 28 juni 2008

Recensie Groene

Gaan ze dood?
(...) haar verhalen zijn vaak flarden, ineens sta je in iemands leven en ineens ben je er ook weer uit. Heel mooi doet ze dat in Nomadensnaar (...) Het boeit. De verhalen zijn ongerijmd, wat soms een beetje gekunsteld, wat gezocht, overkomt. Veel dialogen die niet lekker lopen, mensen die wel heel erg langs elkaar heen praten. Tegelijkertijd daagt Geurts de lezer uit tot nadenken over wat er nu precies aan de hand is, in het titelverhaal bijvoorbeeld (het mysterie komt daar niet helemaal uit de verf) en in Voorbodes (komt geweldig uit de verf). Gaan de personages nu dood of verzinnen ze dat maar? Tot drie keer toe zegt iemand dat Elliot een fantast is, hijzelf incluis. Kunnen we daarna zijn waarnemingen nog geloven? Geurts laat de lezer denkend achter.
Aldus: Joost de Vries, Groene Amsterdammer 27.06.08

Interessant. Tot nu toe vindt iedereen iets heel anders van mijn boek. Iedereen leest wat anders. Iedereen ziet er weer andere verhalen in. Geen invalshoek is nog hetzelfde geweest. Ik denk dus dat dat ook wat zegt over de mens. Dat het ene mens echt helemaal nooit op één lijn zit met het andere mens. Nooit hetzelfde ziet, beleeft en denkt (etc.) Nooit samen is. Maar daar wel altijd braaf naar zoekt; connectie. (Of die connectie dan maar verzint. Amen.)
Of ben ik het alleen die dat denkt?

vrijdag 27 juni 2008

Deceptie

Ik fiets tegen de storm in. Het feestbeest - met glanzende lipjes - achterop. Het is zomerfeest op de crèche. Ze verheugt zich al vanaf zes uur vanmorgen. Ik verheug me niet. Nergens op. Ik heb veel last van deceptie. De recensie die vandaag in de krant zou staan, stond er niet in. Ik had vannacht op vanalles gerekend. Behalve dat die er niét in zou staan. Uitstel. Afstel wellicht? Je moet ook nooit ergens op rekenen. Ze moeten ook niet melden dat die erin gaat komen.
Op de terugweg fiets ik, zonder feestbeest, langs haar huis. Het huis van mijn schrijfjuf. De gordijnen zitten er allemaal dicht. Ik zie de stenentrap naar boven, de voordeur. Het naambordje. Het zal de laatste keer zijn dat ik hier langsfiets, en dat zij nog daarbinnen is, haar lichaam. De deceptie had eigenlijk niet veel groter kunnen zijn vandaag.

donderdag 26 juni 2008

Gaat ze dood?

Geheel onverwacht ontdekte ik hedenochtend dat er een recensie in de nieuwe Groene staat. Met de kop: Gaan ze dood?
Daar zat ik. Met dat bericht. Het blad zou pas laat in de middag - rond vier uur - in mijn brievenbus liggen. Hoe moest ik deze dag verder nog doorkomen? Ik kon natuurlijk meteen naar buiten rennen, regelrecht naar de bladenman, om de Groene alvast te gaan kopen. Ook zou ik kunnen proberen in te loggen bij de digitale versie. Dat kan als vast abonnee. Een paar codes en je bent binnen. Het zou - al met al - niet eens héél moeilijk hoeven zijn de recensie voor vier uur vanmiddag te lezen. Maar vooralsnog hield ik het zo. Vooralsnog deed ik liever niks. Ja, een beetje oproer kraaien op m'n bureaustoel. Zoals altijd.
Tot m'n redacteur belde...

woensdag 25 juni 2008

Rangschikken

Dames en heren,
mijn haar is tot mijn ellende kort geknipt omdat het vorige keer toen het tot mijn ellende kort geknipt was, na een paar weken toen het weer aangegroeid was uiteindelijk toch best leuk bleek te staan, dat korte.

Mijn oude schrijfjuffrouw ligt op sterven, er hangt een recensie in de lucht, mijn haar zit dom. Er gebeurt altijd te veel. En ik verkies over het korte kapsel te schrijven.
'Vrouwen van halverwege de dertig knippen hun haar altijd kort. Het worden moekes', hoor ik Vader alweer roepen. 'Dat ga jij ook doen. Moet je opletten!'
Laat Vader maar roepen.

Het lijkt of een mens nooit tijd heeft om uit te blazen, bij te komen. Ik wacht op het moment dat er even niets gebeurt, zodat ik alles een juiste plek kan geven. Zodat het rangschikken eindelijk een aanvang kan nemen. De ordening. Ik wacht op de bewegingloosheid. Zonder dood te zijn.
Maar nee, we vliegen maar door. Kris kras door elkaar.

Uw moeke.

dinsdag 24 juni 2008

Hondenmens

'Geroezemoes vind ik een mooi woord', zegt Jeetje aan het ontbijt. 'Ik hoor geroezemoes buiten. Hoor jij soms ook geroezemoes, mama?'
Mama hoort niets. Mama zit midden in de herbeleving van het consultatiebureaubezoek.
De consultatiebureauarts houdt Jeetje een plaatje van een poes voor.
'Het geeft niks,' zegt ze tegen de mama. 'Sommigen zijn laat met de taalontwikkeling.'
De arts moet een lamme arm hebben. Maar dat laat ze niet merken, een goede consultatiebureauarts laat niets merken. Ze blijft de poes hooghouden.
'Is dat een girafje?' vraagt ze. 'Ja, ik prikkel haar even.' De arts glimlacht naar de mama. 'Ze moeten geprikkeld worden.' Dan buigt ze zich naar voren: 'Is dit een gi-raf-je?'
Jeetje staart naar het plaatje. De consultatiebureauarts noteert.
'Ze kán wel praten,' mompelt de mama nu. 'Jij kan wel praten, hè Jeetje?'
'O, wat fijn! Maakt ze al weleens drie-woord-zinnen?'
Mama knikt.
'En hoe vaak per week krijgt uw dochter ontbijt?'
'Eén keer.'
De consultatiebureauarts noteert.
'En groente?'
'Sorry, ZEVEN! Het moest zeven zijn.' Mama lacht zich haast dood.
Jeetje zit op mama's schoot. Met haar tong uit haar mond. Slap en wezenloos staart ze de einder af.
'Beschikt ze volgens u over voldoende energie?' De arts kijkt de mama aan met haar professionele consultatiebureauartsblik.
'Ik bedoel: zit ze thuis uren op de bank televisie te kijken?'
'Het is geen girafje. Het is een poesje, mevrouw. Maar ik weet niet welk ras,' fluistert de mama. 'Ik ben een hondenmens. Sorry.'

maandag 23 juni 2008

Weerzin

's Ochtends vroeg sta ik in alle rust mijn gezicht te bekijken. Ik droom een beetje weg.
'Het is dus zaak zoveel mogelijk mee te maken!' roept mijn spiegelbeeld ineens. 'Je hoéft geen weerzin te hebben, Elke.'
'O, dat heb ik niet,' zeg ik. En glimlach.
'Met weerzin is het heel onprettig werken, El. Zoals het met weerzin ook heel onprettig leven is.'
'Ik heb geen weerzin zei ik.'
'Goed zo, El. Heel goed. De weerzin kan vanaf nu voorgoed uit jouw leven worden geschrapt. En daarmee uit jou. Omdat de weerzin altijd in dienst staat van iets anders; een verhaal. De weerzin kan beschréven worden!'
'Wat zeur je nou steeds over weerzin?'
'De weerzin kan iemand anders in de mond worden gelegd, El. Je moet met de weerzin spelen, zoals je dochter speelt met een plastic haai.'
'Zeg, ik heb hier geen zin in.'
'Dan maak je maar zin! Leef voluit, El. Doe het! Omdat alles - maar dan ook álles - wat je meemaakt, te gebruiken is. Uit ieder mens dat je ontmoet, kan een heel nieuw mens gesmeed worden. Uit jou ook. En je kunt ermee doen wat je wil.'
'Zoals mijn dochter met een plastic haai zeker.' Ik zucht.

We staren elkaar woedend aan.

vrijdag 20 juni 2008

Recensie

De stand van zaken, bijna een maand nadat Het Besluit van Dola Korstjens uitkwam.
Het leverde een mooi stukje in de Trouw op: ...Geurts weet de onmacht van ouders en kinderen mooi, soms geestig, te typeren.
Een fijne recensie in de Re:public. (Een nieuw tijdschrift voor ambtenaren) Onder de kop: Stilistisch genot.
...De karakters worden niet uitgediept en toch komen ze voor de lezer in een mum van tijd tot leven. Dat is te danken aan het schrijftalent van de auteur. Relaties kenschetst Geurts in enkele simpele dialogen. Oplopende emoties toont ze aan de hand van een reeks zinnen als mitrailleurschoten. Waar punten horen te staan zet ze komma’s neer, zodat de lezer aan het eind net zo moe is als het personage in kwestie. Inhoudelijk zijn de verhalen niet bijzonder, stilistisch valt er des te meer te genieten.
Harmke Pijpers kondigde me zo aan: Geurts' autobiografische verhalen worden bevolkt door zonderlingen, viezeriken en contactgestoorden.

Conclusie: nog geen lange doorwrochte inhoudelijke analyses. Maar die zitten eraan te komen. Dat kost tijd natuurlijk. Heb ik alle begrip voor. En ik schrijf intussen door.
EG

donderdag 19 juni 2008

Het leven zoals het is

Het leven is bij iedereen altijd weer 'anders' gegaan dan gedacht. Over wiens leven je het ook hebt. Het is 'zo' gegaan als het gegaan is. En 'zo' is het ook goed, juist goed. Of 'zo' is het helemaal niet goed. Dan is men meestal druk bezig te accepteren dat het leven nu 'zo' is. Zoals het is.
Mijn leven op een druilerige donderdagochtend in juni. De ongeduldige moeder die al een uur op het punt staat 'gezellig' met haar dochter Jeetje naar Artis te fietsen. Maar Jeetje wil die broek niet aan. Omdat Jeetje een rokje aan wil. Nee, niet dít rokje, een heel ander rokje.
'Maar we hebben niet zoveel rokjes,' zegt moeder. 'De andere rokjes zitten in de was.'
'Ja, maar dat géle rokje.'
'Dat is een zomerrokje. Voor als de zon schijnt.'
'De zon schijnt!' zegt Jeetje. Moeder ziet gitzwarte wolken aan de hemel. Het begint ook net te miezeren.
'Niet!' zegt ze. 'Kijk naar buiten.'
'JAWEL. DE ZON SCHIJNT!'
'Je hoeft niet zo te schreeuwen.' Moeder zucht. Zo zullen ze nooit in Artis belanden. Trouwens daar heeft moeder al helemaal geen zin meer in, als het 'zo' gaat.
'JE ZOEKT HET OOK MAAR UIT.'
'Jij mag niet schreeuwen,' zegt Jeetje.
In de keuken smeert moeder brood met appelstroop. Ze trekt de boterhammen per ongeluk stuk.

woensdag 18 juni 2008

Eenwording met de muis

Vanavond kwam er een muis naar yoga. Halverwege viel hij de les binnen. Scheerde langs onze matjes. Hij voelde zich met ons verbonden. Wij in het begin niet met de muis. Met argusogen bezagen we hem. De zwarte schaduw in onze ooghoeken. Vanuit een donkere hoek begluurt hij ons. Omdat hij zo graag bij ons wilde zijn. Mét ons. Met onze cellen, onze bloedbanen, onze gedachten. Nog liever wilde hij het vel dat ons lichaam als een cadeautje verpakt (het vel zit strak tussen de tenen, om de voeten en gaat via het scheenbeen omhoog) van ons afscheuren. De muis - het ongrijpbare beest - wil naar binnen piepen. Zich in ons binnenste nestelen. Eénworden.
Yoga betekent verbinding maken. We leren in verbinding staan met de ander, met onszelf, onze cellen, onze bloedbanen, onze gedachten.
En in principe dus ook met het muisje...

dinsdag 17 juni 2008

Lieve A.

Lieve A.,
Hoe regelmatig ik - door de jaren heen - niet van jou gedroomd heb! En altijd als je verscheen, was daar ook de zanger van Deus. Hoe-heet-ie? Tom Barman. Op de een of andere manier hadden jullie iets betekenisvols met elkaar te maken. En met mij. Tom zorgde dan voor de muziek. Thank you for the roses meestal. En jij? Ik weet niet meer wat jij deed. Het is nu - ik zal eerlijk zijn - alweer een tijd geleden dat ik van jou en Tom droomde. Waar ik vroeger al jouw boeken meteen verslond, heb ik nu Tirza nog niet eens uit. (Zomaar, omdat andere boeken plotseling meer prioriteit hadden) En ik had al helemaal geen aandacht geschonken aan je brievenboek: Omdat ik u begeer. Ik herinnerde me dat ik er ergens iets over gelezen had, inderdaad.
Dus ik wist dat het bestond. Gelukkig.
'Maar, hoezo eigenlijk?' vroeg ik aan mijn vriendin.
'Er staat een liefdesbrief in aan je overbuurvrouw,' zei ze plompverloren.
'Pardon?' Ik schoot rechtop. 'Excusez-moi?'
'Hij heeft er ooit een paar honderd aan haar geschreven.'
'WAAROM NIET AAN MIJ?'
'Ja, hij kende jou niet.'
Lieve A., dat was alles. Meer had ik niet van je gewild dan een paar honderd liefdesbrieven. Nothing really ends, zingt Tom nu. (Tom was ik al helemaal uit het oog verloren)
Welterusten, E.

maandag 16 juni 2008

De hik tijdens radiouitzending

Ik zat al in de hal. Ik zag Harmke Pijpers zitten in haar glazen hokje. Ik hoorde haar stem door de speakers. Over een gijzeling.
Na de gijzeling was ik.
Net zat ik nog aan de keukentafel een dubbele boterham naar binnen te proppen. Om een iets steviger basis te hebben van waaruit ik sprak. Toen was ik ineens ontzettend bang geworden dat ik de hik zou krijgen. Omdat ik zo aan het proppen was. Ik haatte mezelf dat ik niet eerder een boterhammetje had gegeten. In alle rust.Ik wist wat ik voor moest lezen. Wat Harmke wilde dat ik las. Maar hikkend zou dat natuurlijk nooit gaan. Stel dat ze me liet schrikken en dat ik dan nog door bleef hikken? Van de schrik.
De BNR jongeman leidde me naar het hokje. Daar zat Harmke. Die tegen de luisteraars begon te zeggen dat er toch een héél normale dame voor haar leek te zitten. In tegenstelling tot de idiote, contactgestoorde, zonderlinge personages in de verhalen.
'In jouw wereld loopt alles steeds obsessief in de soep,' zei ze. 'Waar komt dat idee eigenlijk vandaan?'

zaterdag 14 juni 2008

WIN HET BESLUIT VAN DOLA KORSTJENS!

In het juli/augustus nummer van Hide&Chic staat een kort verhaal van mij en kun je Het Besluit van Dola Korstjens winnen. Als je in de 'winning mood' bent, klik hier

vrijdag 13 juni 2008

Boer zoekt Kunst

Er komt een boer op bezoek. Die ploft op de bank. En begint op het schilderij te schelden. Panoramisch Uitzicht. Wijdbeens zit hij. Te roepen dat dit geen kunst is. Objectief gezien, géén kunst. En hij kan het weten.
'Zoiets maak je in vijf minuten!'
'O?'
'Ja, ik heb dit ook gemaakt toen ik veertien was! Maar ik heb het weggegooid.'
'Had je misschien niet moeten doen,' zeg ik. 'Dan had je het nog kunnen verkopen.'
'Huh?' De boer kijk op. 'Ik keek naar mijn eigen schilderij,' zegt hij, 'en dacht: dit kan iederéén maken.'
'O, ja?'
'HET PRIKKELT NIET. HELEMAAL NIET. HET DOET HELEMAAL NIETS.'
'Nee, nee.'
Hij krabt aan zijn zak. 'Het had véél spannender gekund.'
'Het hoeft toch niet altijd spannend?'
'Dit is gewoon een mannetje op een berg, die staat te pissen!'
'Kan.'
'Weet je wat dit is?' Hij gaat er ook wijdarms bij zitten.
'Nou?'
'DIT IS PURE BLOKKERKUNST!' Hij slurpt van zijn (goeie) roséetje.
'O.'

(Het schilderij blijft intussen gewoon hangen. Kwetsbaar: iedereen kan alles over hem zeggen. Doch onverstoorbaar: ze lullen maar. )

donderdag 12 juni 2008

Ik zie wel

Ik zie mezelf met mijn grote stapel boeken voor het huisje in Zuid-Frankrijk zitten. Mijn nieuwe coole zonnenbril op. Mijn voeten op een gladde kei die al eeuwen in de rivier ligt. Jeetje bouwt een dammetje met haar vader. En ik lees.
Het Tulpenvirus van Danielle Hermans, Man in het duister van Paul Auster, De econome van Allard Schröder, Een zeeman door de zee verstoten van Yukio Mishima, Talk Talk van T.C. Boyle, Het einde van Alice van A.M. Homes, De opwindvogelkronieken, laatste boek van Murakami dat ik nog moet lezen, Verzoening van Philippe Besson, Valse Vriendinnen van Hakan Nesser, De kellner en de levenden van Simon Vestdijk, ook zal ik Held van beroep van Adriaan Jaeggi nogmaals lezen.
Als ik de boeken uit heb, weet ik alles. Dan begin ik te schrijven, en hou niet meer op. O, nee: dan ga ik languit in die rivierstroom liggen, als een dikke dam. Of nee, ik drijf mee, als een veertje. En zie wel waar ik terecht kom.

(Voorwaarde: dat ik altijd weer bij Jeetje en haar vader retourneer.)

woensdag 11 juni 2008

Ik ben jarig

Ik ben jarig. En als ik jarig ben, ben ik ook echt járig. Bij sommige grote mensen verdwijnt het gevoel met de tijd. Het hele 'jarige' slijt er af. Omdat ze al zo vaak jarig zijn geweest. En ze het nu zo ondertussen wel weten met dat jarig-zijn. (Een hoop gesjouw) Ze vóélen het ook niet meer echt.
Ik wel. Hoe ouder ik word, hoe meer jarig. (Hoewel ik ook al érg jarig geboren ben.En jariger dan jarig-zijn niet kan.)
Voor dit feestelijke gevoel, heb ik niet eens perse andere mensen nodig noch grote cadeaus. Ik heb het ook als ik in mijn eentje door de stad fiets. Dan fietst daar duidelijk; de jarige.

(Vandaag op het terras een mede-jarige gespot.)

dinsdag 10 juni 2008

Flexibele geest

15.45 u. De telefoon gaat.
'Hoi, met BNR nieuwsradio, we zouden jou morgen te gast hebben.'
'Ja?'
'Het spijt me heel erg. Maar er gaat organisatorisch vanalles mis hier. Dus het moet helaas verzet worden.'
'O, ja,' zeg ik.
'Sorry.'
'O, ja,' zeg ik.
'Ik weet dat het al de tweede keer is dat het uitgesteld wordt.'
'O, ja,' zeg ik.
'Nu zal het maandag 16 juni worden, om 15.40 u. Is dat oké voor jou?' Ik mompel waarschijnlijk iets van dat het oké voor mij is. De dame aan de telefoon begint enthousiast uit te leggen over hoe laat ik er dan moet zijn. En waar precies. En wat..
'Maar gaat het dan wel echt door?' Ik onderbreek haar.
'Ja, maandag gaat het echt door.'
'O, ja,' zeg ik. Wereldvreemd staar ik mijn werkkamer in. Vanaf het scherm staren mijn woorden al net zo wereldvreemd terug.
'Sorry,' zegt de dame aan de lijn nogmaals.
'Nee, nee. Het is omdat ik me geestelijk moet voorbereiden op zoiets. En ik weet niet hoe vaak ik me geestelijk kan voorbereiden op hetzelfde. En als het dan weer niet door zou gaan, dan weet ik het ook niet. Snap je? Dus het wordt nu 16 juni zei je? En hoe laat dan?'

Tot zover de berichtgeving over mijn flexibele geest.

maandag 9 juni 2008

Hebben

We luisterden naar de vioolmuziek die, zodra we in bed stapten, door het open slaapkamerraam naar binnen woei. Zo zacht en warm als de lucht. Alsof we op een filmset terecht waren gekomen.
'Zouden dit die nieuwe buren aan de overkant soms zijn?' zei hij na een tijd.
'Dat zijn geen viooltypes.'
'Dit is nog eens wat anders dan die housebassen.'
'Ja, nou, zeker.'
'Misschien is het hier en daar een tikje melodramatisch.'
'Maar dat moét ook,' zei ik, 'dat moet.' De tranen sprongen in mijn ogen.
'Je hebt gelijk. Het is precies goed zo.'
We wisten allebei dat we de cd moesten scoren. Deze muziek - dit moment - grensde aan perfectie. Onze oren probeerden te traceren waar de violen vandaan kwamen. En bij wie in hemelsnaam. Wat was de naam van dit geluk? Waar konden we het kopen. Voor hoeveel.
'Het komt van dichterbij denk ik,' fluisterde hij toen.
'Van hiernáást?'
'Nee, nee, nee.'
'Nóg dichterbij?'
'Ja, nog veel dichterbij,' wist hij.
'Maar wáár!'
'Ssst.'

Maar ineens was het weg.

vrijdag 6 juni 2008

Ik

Het is met schrijven als met vakantiehuizen zoeken. (ik doe het allebei vandaag, heb ook sterk het gevoel dat ik met allebei weer eens te laat begonnen ben, én ik zie alleen maar verbanden.)
Vanuit welk perspectief zoek je? In de ik-vorm of in de derde persoon? En in welke tijd? De tegenwoordige lijkt logisch maar is dat nou wel zo? En waar moet het vakantiehuis staan? Zijn we daar nou niet al te vaak geweest? En met wié gaat ik op reis. Het kan met iedereen zijn. Wat zal er met ik op reis gebeuren? Wat wil ik. Komt ik nog terug. Of verdwijnt ik halverwege de trip. En duikt er een heel andere ik op. Waar iedereen het dan flink mee te stellen heeft.
Afijn: ik ga naar buiten.

Jan van Mersbergen schrijft er een treffend Ik-stukje over vandaag. Of was het gisteren? (Over het lopen met zijn hondje en het schrijven.)

donderdag 5 juni 2008

Doormidden snijden

'Mam, ik ga jou doormidden snijden,' zegt Jeetje (3). Ze houdt het plastic mesje - waarmee zojuist ook monsters van klei gekeeld zijn (dus wat is het verschil met een moeder?) - omhoog.
'Dat zou ik maar niet doen.'
'Wat gebeurt er dan?' vraagt ze zakelijk.
'Dan moet jij mij naar het ziekenhuis brengen.'
Het blijft even stil.
'Dat is wel een heel eind fietsen,' zegt ze dan, 'dat is nog een beetje te ver voor mij denk ik. Dan moet ik een grotere fiets hebben.'
Ik zie het bebloede beeld van mij in twee helften achterop het oranje-gele Loekie fietsje van mijn dochter. Over de snelweg wordt moeder vervoerd - met ijzeren zijwieltjes - naar het Academisch Medisch Centrum.
'Maar ik ga jou tóch doormidden snijden.'
'Maar dat wil ik niet!'
'Ik snijd je door.' Ze buigt zich naar voren.
'Dan heb jij geen moeder meer.'
'O, nou.' Ze kijkt me kort aan.
'Dat vind jij heel erg. Tòch?'
Jeetje haalt haar schouders op.
'Vind jij het soms helemaal niet erg, als je mij niet meer hebt?'
'Oké, dan ga ik mezelf wel doormidden snijden,' zucht ze. En begint.

woensdag 4 juni 2008

Pijlsnel aan de kant

Het mysterieuze virus dat door ons land trekt, heeft heden ook mij aangetast. Overal om mij heen was het al opgedoken - in de vorm van een vriendin uit Arnhem die mij opzocht, in de kinderen van de overkant, de overbuurvrouw waar ik mee op het trottoir zat, zo nog talloze voorbeelden - en het was nog maar een kwestie van tijd voor het mij te pakken zou hebben. Nu, gisteravond om kwart over zeven geschiedde het. Het kan best zijn dat het mij al iets eerder in z'n greep hield. Al die tijd bleef ik maar denken aan een zeer diepe vermoeidheid vanwege het uitkomen van mijn boek twee weken daarvoor (omdat ik een gruwelijk gevoelig type ben, kan ik behoorlijk lang moe zijn van één gebeurtenis.) Maar gisteravond was het dus zover.
'Mijn buik is ineens ook ziek,' zei ik, kromliggend, tegen Jeetje. 'Ga maar naar papa.'
'Zal ik er een kusje opgeven?' Jeetje leunde tegen me aan. Juist toen ik zover was dat ik maar liever dood wilde.
'Nou, nee doe maar niet,' zei ik.
'Een kusje helpt, mama.' Ze tuitte haar mooie lipjes.
'En nu even píjlsnel aan de kant, lieverdje.'

dinsdag 3 juni 2008

Vanuit de toekomst spreek ik Elke toe

'Hee, moet je eens kijken! IK. Dit ben ik!' roep ik.
Ik laat Man de foto op internet zien. Elke Geurts, veertien jaar. Met haar donkere haar in een staartje. Ze kijkt brutaal de lens in. (Dat is maar een houding van Elke Geurts.)
'Ze woont in onze streek. Bij het óórlogsmuseum!'
'Tutututut,' zegt man, 'dat is jouw streek niet meer.'
'Och,' zeg ik, 'ze rijdt pony bij de Bosruiterkes. Wat lief. Ik wist niet dat ik dat kon.'
'Dat ben jíj niet. Dat is een andere.'
'Dat is Elke Geurts. Staat hier.'
'Er zijn wel meer dus,' zegt hij.
'Luister, lieve Elke! Vanuit de toekomst spreek ik je toe.'
Ineens begin ik moederlijk tegen mijn jongere zelf op het scherm te praten.
'Jij kunt het nog allemaal anders gaan doen. Een minder modderig pad inslaan.'
Ik maak een toeter van mijn handen en roep: 'Jij hebt je hele leven nog vóór je, El! Ik geef je één goede raad: wees niet bang.'
Omdat ik het gevoel heb dat het niet echt aankomt, en omdat ik ook wel weet dat het op deze manier moeilijk communiceert, duw ik op 'contact met Elke Geurts.'
'Fuckerdefuck' komt er meteen te staan. 'Oprotten!'
(Dat bedoelt ze niet zo.)

maandag 2 juni 2008

Ik sla je dood

Jeetje ligt bovenop de dekens te slapen - nog in de gevechtshouding - in haar zelf uitgezochte Jip en Janneke pyjama. Haar hoofd rust op het boekje 'IK.' Dikke rooie wangen, de mond een klein stukje open, één vuistje gebald. Per ongeluk zie ik mijn kleine zelf liggen.
De stoel ligt op de vloer naast een massagraf aan poppenbeesten, en een verzameling opengeslagen prentenboeken. De lamp brandt. De klamboe is van het plafond gerukt. Een zwarte mug loert vanuit de hoek van de kamer naar het zoete meisje. Maar ik heb 'm in het vizier.
'Ik zal je doodslaan als je dat meisje ook maar iets aandoet,' zeg ik. 'Eén prikje en ik druk je dood. Ik druk je zo dood, slome.'