Ik zie mezelf met mijn grote stapel boeken voor het huisje in Zuid-Frankrijk zitten. Mijn nieuwe coole zonnenbril op. Mijn voeten op een gladde kei die al eeuwen in de rivier ligt. Jeetje bouwt een dammetje met haar vader. En ik lees.
Het Tulpenvirus van Danielle Hermans, Man in het duister van Paul Auster, De econome van Allard Schröder, Een zeeman door de zee verstoten van Yukio Mishima, Talk Talk van T.C. Boyle, Het einde van Alice van A.M. Homes, De opwindvogelkronieken, laatste boek van Murakami dat ik nog moet lezen, Verzoening van Philippe Besson, Valse Vriendinnen van Hakan Nesser, De kellner en de levenden van Simon Vestdijk, ook zal ik Held van beroep van Adriaan Jaeggi nogmaals lezen.
Als ik de boeken uit heb, weet ik alles. Dan begin ik te schrijven, en hou niet meer op. O, nee: dan ga ik languit in die rivierstroom liggen, als een dikke dam. Of nee, ik drijf mee, als een veertje. En zie wel waar ik terecht kom.
(Voorwaarde: dat ik altijd weer bij Jeetje en haar vader retourneer.)
donderdag 12 juni 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten