De dakgoot van de kleine Albert Heijn was het enige dat ik zag om te schuilen voor de verschrikkelijke stortregenbui waar ik in beland was. Een Indische man deed hetzelfde - hij leek ontzettend veel op mijn overleden overbuurman, ik wist eerst zeker dat het 'm was, echt zweren, maar toen ik voor de tweede keer keek, zag ik dat zijn gezicht iets langgerekter was. Hij glimlachte flauw naar me. De Indische man en ik stonden namelijk niet goed. De wind stond er precies op. Dus de regen striemde in onze gezichten.
Onder het dakgootje met de lookalike buurman bedacht ik een beginzin: 'Ik vind alles goed, zolang ik maar niet dood ga aan het eind.'
Eigenlijk de achteraf beginzin voor de roman die Het besluit van Dola Korstjens had kunnen zijn. Maar niet geworden is.
Nu ik de zin zo opschrijf, verliest die al iets van z'n brille. Alsof het net ook een iets àndere zin was. Minder langgerekt. Een betere. Maar ik kom er niet meer op.
donderdag 4 september 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten