dinsdag 17 mei 2011

Roepingen

Een paar dingetjes. Per uur gaan er wel vijf blog-onderwerpen door m'n hoofd. Ik moet kiezen. Soms zijn er dagen van geen idee of van hele kleine observaties. Maar de laatste tijd is het anders. Het gaat maar door, ook 's nachts.

Ik wilde stoppen met dit blog omdat ik er niks mee verdien. Het is frustrerend iets op te schrijven waarvan je weet dat je het beter zou kunnen verwoorden. Maar je mag er niet meer tijd aan besteden omdat het geen werk is. Het wordt tijd dat ik ergens een column krijg waardoor ik kan zeggen: dit is werk. Dan mag je herschrijven tot je een ons weegt. Soms denk ik dat ik diep gelukkig zou zijn, als ik maar betaald werd om hier elke dag een stukje te schrijven. Werk = rechtvaardiging. Als ik betaald werd om te leven, vond ik het ook goed.

Een ander dingetje is dat ik nooit van mezelf gedacht zou hebben dat ik iemand zou worden die steeds over haar kinderen ouwehoerde. Ik haatte kinderen, nee ze lieten me onverschillig, en het gezinsleven leek me het minst interessante leven dat iemand zou kunnen leiden. Dat leid ik nu. Dus daar schrijf ik over. En ik zie steeds van die dingen. We waren gisteravond buiten en ik zag de zesjarige dochter balancerend op haar nieuwe skeelers, ik was steeds bang dat ze voorover op d'r smoel zou vallen, maar ze viel niet. En naast haar waggelde mijn eenjarige, met haar armpjes wijd. Ook voor haar smoeltje vreesde ik. Mijn twee wankele eendjes die hun vleugeltjes spreidden. En dan die trotse kopjes waarin ik mijn eigen trotse kopje terugzie. Bij de ene gaan de tandjes elke dag wat losser zitten, terwijl de andere er elke dag eentje bij krijgt.

'Ik vind papa altijd lief,' zei Jeetje laatst. 'En jou vind ik altijd half stom en half lief.'
'Dat heb ik nou ook,' zei ik.

Had je mij net in m'n eentje moeten zien zitten aan de tafel beneden, ik bespeelde de nieuwe cimbaal van mijn zesjarige. Eerst tokkelde ik van het blad en niet veel later begon ik er al echt veel gevoel in te leggen. Ik speelde: Ik zag twee beren en daarna In Holland staat een huis. Als iemand mij gehoord zou hebben, zou die vast gevonden hebben dat ik talent had. 'Dit klinkt goed zeg voor iemand die voor het eerst van haar leven een instrument bespeelt. Jij moet wel heel erg muzikaal zijn.' Mijn ware roeping is muziek maken. Maar er is nooit enige muziek in mijn leven geweest, dus daarvoor is het te laat. Ik ben een muzikale analfabeet. Ik ben blij dat ik tenminste wel heb leren schrijven. Maar het tikken op het toetsenbord klinkt meteen een stuk minder harmonieus dan het tokkelen op die cimbaal. Het heeft iets bots, iets afstandelijks. Zelfs als ik er heel veel gevoel in leg.

Ik was wel verdacht snel toe aan de vrije improvisatie.

1 opmerking:

Karien zei

Je schrijft over wat je leeft. Dat heb ik ook. Kinderen zijn zo allesverslindend, ze consumeren je brein. Ik kan alleen over andere dingen rustig schrijven als ze er niet zijn. En dat is weinig op het moment... ooit ben ik weer ik, niet moeder. Hoop ik. In de tussentijd maken we muziek.