De Mariaschool, zo heette mijn lagere school, besteedde geen aandacht aan cultuur. Wel aan religie. We baden elke ochtend het Weesgegroet Maria. We zagen geen toneelstukken noch maakten we ze zelf. Maar in de derde klas regisseerde ik plotseling toch een 'toneelstukje' dat ik bedacht had als protest tegen het vele huiswerk. De halve klas repeteerde op zaterdag bij mij thuis. Het was wonderlijk omdat ik een zeer verlegen kind was dat plotseling de leiding nam èn de hoofdrol van het stuk. Maar toen we het voor de juf opvoerden, reageerde ze er niet op. We kregen nog net zoveel huiswerk.
Het verplichte handenarbeiduur op vrijdagmiddag werd ingevuld door figuurzagen voor de jongens en de meisjes moesten borduren. De afbeeldingen verzonnen we niet zelf, die waren voorgedrukt.
We hebben nooit een museum van binnen gezien, wel bezochten we de Campina kaasfabriek. Al die jaren op de lagere school, gingen we op schoolreis naar dezelfde speeltuin. Dat vonden we geweldig, we wisten niet dat je ook ergens anders naartoe kon.
We werden op de Mariaschool niet voorgelezen noch werd er aan jeugdliteratuur gedaan. Ja, in klas zes moesten we plotseling gedichten uit het hoofd leren. Zonder context of uitleg. Waarvan de zin: 'het was sar stomig in mijn krol' mij is bijgebleven en ik 'Ik ben de vlieger van René' nog steeds kan declameren. We moesten elke week een gedicht kunnen opzeggen. Ik vond dat leuk. Maar er waren kinderen die er niks aan vonden en die kregen een één of een twee omdat ze niet geleerd hadden. Alleen die kinderen, en de stotteraars, werden voor de klas geroepen. Ze werden er te kijk gezet door de meester, en moesten weer gaan zitten.
Nee, gestimuleerd is er niets. Het belang van cultuur is nooit ingezien. Of het nut. Maar het komt er toch wel van.
dinsdag 21 juni 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Ha Elke,
Leuk dat onze Marten (Toonder) in je hoofd is blijven rondspoken...
Groeten, Thomas
Een reactie posten