Het interview met Tjitske Jansen in het NRC had me getroffen. Recht in het hart. Ze leek me groots. Dus haalde ik de bundels van Alexis de Roode, Hagar Peeters, Alfred Schaffer, Anne Büdgen en Sylvia Hubers uit mijn boekenkast en nam hen mee mijn bank op, ook wel: de stoomboot. Alsof het geheim van Tjitske Jansen in deze bundels verscholen zat. Zo voelde het. O ja, Bart Moeyeart was er ook bij. Maar de wereld van Bart bracht me niet één, twee drie dichter bij Tjitske. Ineens verscheen Esther Jansma aan mij en dat haar dikke gele boek mee had gemoeten op reis! Maar ik zat al op volle zee met mijn stuurlui en was midden in een orkaan terechtgekomen.
Alsof ik door de gedichten heen kon lezen gisterenavond. Alsof ik ze gewoon zag staan in hun ondergoed. Rillend. Broos. Ontworteld. Om te huilen. Op het dek van mijn boot. Sommigen sterk. IJzersterk. Juist omdat ze daar zo open en bloot stonden. Op zichzelf. Met vrees.
Het had ergens iets met Tjitske te maken. En met wat ik zocht.
Weer op vaste wal googelde ik Tjitske Jansen gewoon. Dat was een minder omslachtige manier. En ja ik kwam dingen te weten. Waar ze van houdt, wie ze is en waar geboren. Ook las ik een paar van haar gedichten van het computerscherm. Maar de storm was al gaan liggen. Zo dichtbij als ik was, kwam ik niet meer. Op naar de boekhandel nu.
maandag 26 november 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten