Toen ik de winkel binnenkwam, had ik de zwarte herenschoenen -toeval of niet- al meteen zien staan. Op de plek waar normaliter een gouden troffee zou staan. Het was een opvallend paar. Ze waren anders. Bij hun aanwezigheid verbleekte de rest. Ze waren duidelijk wat duurder.
'Se staan hier al ánderhalf jaar.' De schoenmaker spreekt met onvervalst Amsterdams accent.
'Dat is lang!', roep ik uit.De schoenen hadden in die tijd - zo te zien -niets van hun glans verloren.
'Maar dat komt,' grijnst de schoenmaker nu, 'de eigenaar sit fàst.'
'O, zo,' zeg ik na een tijdje, 'vast.'
'Maar ik poets sijn schoenen nog élke week op. En ik sal dat ook blijfe doen.' Het paar glimt trots bij de woorden van de oude man. Ze hébben ook echt iets vind ik. Iets aantrekkelijks. Iets wilds. De andere schoenen in de zaak zwijgen dof. En futloos. Dom werkvolk. Afgelopen. Ongepoetst.
'Niets ergs hoor.' De schoenmaker stelt mij gerust. 'Geen moord of kinderverkrachting.'
Holleeders moeder (en haar Kring) schijnt in onze straat te wonen.
zaterdag 3 november 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten