zaterdag 28 februari 2009
vrijdag 27 februari 2009
Vanavond
De Avonden van de VPRO gewijd aan Pessoa. Tussen 20:00 en 21:30 hoort u een gesprek met Michaël Stoker, Marijke van Dorst, voordrachten van Boris van den Wijngaard, fragmenten uit de radiodocumentaire 'De kist van Pessoa' en gezongen Pessoa-teksten. Ook online te beluisteren via: www.radio6.nl
Ik moet verwantschap voelen
Mijn redacteur vroeg vorige week terloops met welke schrijver ik me eigenlijk verwant voelde. Verwant, verwant, dacht ik, VERWANT. Met niemand zeker, zei hij er achteraan. Alsof verwantschap en ik niets met elkaar te maken konden hebben.
'Inderdaad, met niemand', zei ik dus.
Er was meteen een naam in me opgekomen maar die was vast niet goed in deze context. Of helemaal nooit. Waarschijnlijk vat ik het begrip 'verwantschap' sowieso verkeerd op. Te ruim. 'Verwantschap' zal wel iets heel anders zijn dan ik denk dat het is. Hij zal in lachen uitbarsten. Misschien hoor ik alle teksten uit het hoofd te kennen van de schrijver waarmee ik me 'verwant' zeg te voelen. Die ken ik lang niet allemaal. Dus ik ben niet echt verwant. En die schrijver zelf zou, als hij niet dood was, mijn verwantschap ook absoluut niet willen.
Zelfs de vraag 'Hoe heet je?' kan mij in problemen brengen. 'Elke' zal wel fout zijn. Te gemakkelijk, te voor de hand liggend. Mijn ouders hebben ook maar wat verzonnen.
Thuis mailde ik hem een paar Belgen waarmee ik verwantschap verzonnen had. Daar zou ik in theorie ook best verwant mee kunnen zijn. Dat leek me niet onlogisch.
'Inderdaad, met niemand', zei ik dus.
Er was meteen een naam in me opgekomen maar die was vast niet goed in deze context. Of helemaal nooit. Waarschijnlijk vat ik het begrip 'verwantschap' sowieso verkeerd op. Te ruim. 'Verwantschap' zal wel iets heel anders zijn dan ik denk dat het is. Hij zal in lachen uitbarsten. Misschien hoor ik alle teksten uit het hoofd te kennen van de schrijver waarmee ik me 'verwant' zeg te voelen. Die ken ik lang niet allemaal. Dus ik ben niet echt verwant. En die schrijver zelf zou, als hij niet dood was, mijn verwantschap ook absoluut niet willen.
Zelfs de vraag 'Hoe heet je?' kan mij in problemen brengen. 'Elke' zal wel fout zijn. Te gemakkelijk, te voor de hand liggend. Mijn ouders hebben ook maar wat verzonnen.
Thuis mailde ik hem een paar Belgen waarmee ik verwantschap verzonnen had. Daar zou ik in theorie ook best verwant mee kunnen zijn. Dat leek me niet onlogisch.
donderdag 26 februari 2009
Ten dienste van het verhaal
Om zes uur stond vader op. Jeetje ook. Even later zaten we met het gezin rond de ontbijttafel. Het brood was droog en zuur.
We zwaaiden vader uit tot hij in het duister verdween. Idyllischer kon niet.
'Wil jij mij een verhaal vertellen?' vroeg Jeetje toen.
'Nee, hè? Niet alweer.'
Jeetjes zucht naar verhalen was de laatste tijd zo groot dat we ons zorgen maakten over haar realiteitsbesef. Vond ze de werkelijkheid soms niet interessant genoeg? Zag ze 'm wel? Zelfs haar maaltijd ging alleen nog in verhaalvorm naar binnen. Was ze te zwaar erfelijk belast?
'Een héél spannend verhaal.' Jeetje drong aan.
'Het is nog donker buiten,' zei ik.
'Niet waar. Het schemert.'
Tenslotte vleide Jeetje zich in mijn armen. Als ze het wou, kon ze het krijgen. Ze drukte zich stevig tegen me aan. Ik vertelde totdat haar lichaam begon te schokken. Eerst zachtjes.
'Waarom moet je nou zo huilen?' vroeg ik toen.
Ze keek op. Een gezicht vol snot en tranen.
En ik vertelde verder. Ik maakte het nog spannender. Het kindje nog eenzamer. En de donderwolken nog enger. Jeetje huilde steeds harder en harder. Het verhaal werkte. Het had effect.
Meer wensten we niet.
We zwaaiden vader uit tot hij in het duister verdween. Idyllischer kon niet.
'Wil jij mij een verhaal vertellen?' vroeg Jeetje toen.
'Nee, hè? Niet alweer.'
Jeetjes zucht naar verhalen was de laatste tijd zo groot dat we ons zorgen maakten over haar realiteitsbesef. Vond ze de werkelijkheid soms niet interessant genoeg? Zag ze 'm wel? Zelfs haar maaltijd ging alleen nog in verhaalvorm naar binnen. Was ze te zwaar erfelijk belast?
'Een héél spannend verhaal.' Jeetje drong aan.
'Het is nog donker buiten,' zei ik.
'Niet waar. Het schemert.'
Tenslotte vleide Jeetje zich in mijn armen. Als ze het wou, kon ze het krijgen. Ze drukte zich stevig tegen me aan. Ik vertelde totdat haar lichaam begon te schokken. Eerst zachtjes.
'Waarom moet je nou zo huilen?' vroeg ik toen.
Ze keek op. Een gezicht vol snot en tranen.
En ik vertelde verder. Ik maakte het nog spannender. Het kindje nog eenzamer. En de donderwolken nog enger. Jeetje huilde steeds harder en harder. Het verhaal werkte. Het had effect.
Meer wensten we niet.
dinsdag 24 februari 2009
Lieve mensen
Ik besloot mijn hol eens uit te kruipen om Jeetjes toekomstige school te gaan bekijken. In het wild. Maar het was vakantie. Dus ik wandelde maar wat.
Iedereen glimlachte onderweg naar me, zei me gedag of keek extreem vriendelijk. Was het bemoedigend bedoeld? Zat mijn haar gek? Had ik nu eigenlijk aan de lopende band sjans?
Een bouwvakker knipoogde zonder dat het ordinair was.
In de supermarkt stond ik in de rij achter twee Limburgse oudere dames die hun bonuskaart maar bleven zoeken, terwijl ik de cassière de mijne allang gegeven had. Maar dat hadden ze niet in de gaten. De cassière durfde het niet nog eens te zeggen. De dames wilden ook nog heel graag voetbalplaatjes.
Ik vond alle mensen onbeschrijflijk schattig vandaag. Zo ijverig bezig.
En toen ik thuiskwam trok mijn personage een tandje uit de mond van een zeven maanden oude baby.
Iedereen glimlachte onderweg naar me, zei me gedag of keek extreem vriendelijk. Was het bemoedigend bedoeld? Zat mijn haar gek? Had ik nu eigenlijk aan de lopende band sjans?
Een bouwvakker knipoogde zonder dat het ordinair was.
In de supermarkt stond ik in de rij achter twee Limburgse oudere dames die hun bonuskaart maar bleven zoeken, terwijl ik de cassière de mijne allang gegeven had. Maar dat hadden ze niet in de gaten. De cassière durfde het niet nog eens te zeggen. De dames wilden ook nog heel graag voetbalplaatjes.
Ik vond alle mensen onbeschrijflijk schattig vandaag. Zo ijverig bezig.
En toen ik thuiskwam trok mijn personage een tandje uit de mond van een zeven maanden oude baby.
maandag 23 februari 2009
Carnaval
We stonden naar de carnavalsoptocht te kijken. Minstens honderd trekkers met praalwagens kwamen voorbij. Met elk hun eigen geluidsinstallatie. Er stond een verzameling mensen in kleurige kielen en groene pruiken op hun hoofd. Het was Jeetjes eerste carnaval. Ze droeg de pippi langkous pruik die ik vroeger gedragen had. Mijn vader en mijn moeder hadden een hoedje op.
Mijn halve lagere schoolklas trok langs. Ik herkende ineens hun kindergezichten onder de geschminkte berengezichten. Op de wagen waar ze achteraan liepen, sprongen kleine kinderen heen en weer. In berenpakjes. Dat waren de kinderen van de kinderen van mijn lagere schoolklas. Ze moeten mij langs de kant hebben zien staan. Met pippi. Of misschien niet. Ze hadden plezier.
Pas toen de eerste prinsenwagen in het zicht kwam, flakkerde het carnavalsvuurtje op. Want prinsen gooien snoep. Koetjesrepen, toffees en zuurtjes. Prinsen uit sommige dorpen gooien marsrepen en rollen drop. Maar ze gooien niet naar mij deze keer. En erachteraan hollen, kan ook niet meer.
Mijn halve lagere schoolklas trok langs. Ik herkende ineens hun kindergezichten onder de geschminkte berengezichten. Op de wagen waar ze achteraan liepen, sprongen kleine kinderen heen en weer. In berenpakjes. Dat waren de kinderen van de kinderen van mijn lagere schoolklas. Ze moeten mij langs de kant hebben zien staan. Met pippi. Of misschien niet. Ze hadden plezier.
Pas toen de eerste prinsenwagen in het zicht kwam, flakkerde het carnavalsvuurtje op. Want prinsen gooien snoep. Koetjesrepen, toffees en zuurtjes. Prinsen uit sommige dorpen gooien marsrepen en rollen drop. Maar ze gooien niet naar mij deze keer. En erachteraan hollen, kan ook niet meer.
zaterdag 21 februari 2009
Hoe?
Een dikke grote buik komt voorbij gewandeld.
Jeetje kijkt ernaar. En ik zie de vraag rijzen.
Mama?
Ja?
Hoe komt die baby daar toch ín?
Jeetje kijkt ernaar. En ik zie de vraag rijzen.
Mama?
Ja?
Hoe komt die baby daar toch ín?
vrijdag 20 februari 2009
Fernando Pessoa.nl
Hier moeten we met z'n allen naartoe. De hele maand maart.
Al heeft Fernando Pessoa zich schijnbaar heel naar over Nederland en België uitgelaten. Landen die niets bijdragen aan de beschaving en die net zo goed niet hadden kunnen bestaan. Vrouwen komen er bij hem ook zeer bekaaid vanaf.
Maar ik blijf dol op hem en de zijnen.
Al heeft Fernando Pessoa zich schijnbaar heel naar over Nederland en België uitgelaten. Landen die niets bijdragen aan de beschaving en die net zo goed niet hadden kunnen bestaan. Vrouwen komen er bij hem ook zeer bekaaid vanaf.
Maar ik blijf dol op hem en de zijnen.
donderdag 19 februari 2009
Het leven volgens Jeetje
'Als jij nu nog één keer met eten gooit, zet ik je op de gang!'
'Laat jij mij dan de hele week staan?' vraagt Jeetje.
'Ja!'
'Ook als ik dood ben.'
'Dan ook.'
'Dat is een grapje, hè?' Jeetje kijkt me aan. Een mengeling van vrees en ongeloof.
'Je gaat niet dood op de gang.'
'Maar hoe weet jij dat?'
Na de maaltijd maken we nog een avondwandeling. Met zaklamp. Precies als we op de vuilniscontainer schijnen, gaat het deksel open. Er komt een hele lange, groene hand uit. Die ons begint te achtervolgen. We rennen.
'Dat was geen echte groene hand, hè' zeg ik als we van hem af zijn, 'dat maakt onze fantasie ervan.'
'Waarom maakt onze fantasie dat ervan?'
'We hebben veel fantasie.'
'Ja,' zegt Jeetje, 'dit paaltje bijvoorbeeld, is ook helemaal geen spook.'
Binnen reciteert ze: Dan ga ik zo m'n pyjama aan doen, yoghurt eten, tandenpoetsen, ga jij mij een verhaaltje voorlezen, slapen, morgen sta ik op, vitaminesnoepje, boterhammen eten, spelen, weer spelen en dan ga ik weer eten, wandelen, pyjama aandoen, verhaaltje, slapen, opstaan, in mei ga ik naar de basisschool, kom ik weer thuis en ..'
'Ja, leuk allemaal, hè!' onderbreek ik haar. 'Het blijft zich herhalen.'
'Dan gaan we dood,' zegt ze.
'Als we stokoud zijn.'
'Ja,' zegt ze. 'En dan komen we niet meer terug.'
'Laat jij mij dan de hele week staan?' vraagt Jeetje.
'Ja!'
'Ook als ik dood ben.'
'Dan ook.'
'Dat is een grapje, hè?' Jeetje kijkt me aan. Een mengeling van vrees en ongeloof.
'Je gaat niet dood op de gang.'
'Maar hoe weet jij dat?'
Na de maaltijd maken we nog een avondwandeling. Met zaklamp. Precies als we op de vuilniscontainer schijnen, gaat het deksel open. Er komt een hele lange, groene hand uit. Die ons begint te achtervolgen. We rennen.
'Dat was geen echte groene hand, hè' zeg ik als we van hem af zijn, 'dat maakt onze fantasie ervan.'
'Waarom maakt onze fantasie dat ervan?'
'We hebben veel fantasie.'
'Ja,' zegt Jeetje, 'dit paaltje bijvoorbeeld, is ook helemaal geen spook.'
Binnen reciteert ze: Dan ga ik zo m'n pyjama aan doen, yoghurt eten, tandenpoetsen, ga jij mij een verhaaltje voorlezen, slapen, morgen sta ik op, vitaminesnoepje, boterhammen eten, spelen, weer spelen en dan ga ik weer eten, wandelen, pyjama aandoen, verhaaltje, slapen, opstaan, in mei ga ik naar de basisschool, kom ik weer thuis en ..'
'Ja, leuk allemaal, hè!' onderbreek ik haar. 'Het blijft zich herhalen.'
'Dan gaan we dood,' zegt ze.
'Als we stokoud zijn.'
'Ja,' zegt ze. 'En dan komen we niet meer terug.'
woensdag 18 februari 2009
De schouders eronder.
Onze minister-president hamert erop dat we er alleen zullen komen als we samen de schouders eronder zetten.
Zijn gezicht lijkt van was.
'We kunnen in deze inktzwarte tijd niet zonder elkaar,' stelt hij nog maar eens. 'We zullen er samen de schouders onder moeten zetten.'
'Ik wil mijn schouders er best onder zetten, meneer de minister-president,' roep ik, 'maar waaronder? In hemelsnaam waaronder?'
Man en ik kruipen tegen de radiator. Schouder aan schouder. Met een dekentje over onze schoot. Alleen het blauwe licht van de televisie.
We fluisteren - zodat de president het niet hoort - over al die werklozen die hun grote huizen uit moeten. En dat wij zo'n huis dan voor een schijntje gaan kopen.
Zijn gezicht lijkt van was.
'We kunnen in deze inktzwarte tijd niet zonder elkaar,' stelt hij nog maar eens. 'We zullen er samen de schouders onder moeten zetten.'
'Ik wil mijn schouders er best onder zetten, meneer de minister-president,' roep ik, 'maar waaronder? In hemelsnaam waaronder?'
Man en ik kruipen tegen de radiator. Schouder aan schouder. Met een dekentje over onze schoot. Alleen het blauwe licht van de televisie.
We fluisteren - zodat de president het niet hoort - over al die werklozen die hun grote huizen uit moeten. En dat wij zo'n huis dan voor een schijntje gaan kopen.
dinsdag 17 februari 2009
Wegens werkzaamheden
Het zou kunnen gebeuren dat ik de komende tijd niet élke dag een stukje tik voor Elke Dag. Omdat ik anders aan het tikken blijf. En zo'n getikt stukje toch altijd meer tijd kost.
maandag 16 februari 2009
Hallo en dag
Jeetje zegt nooit iemand gedag als ze weggaat. En dat schijnt wel heel belangrijk te zijn. 'Jeetje, ga jij eens even terug om gedag te zeggen,' zeg ik als we alweer in het halletje van de crèche staan. Er tussenuit geglipt zonder dat iemand het merkte. 'Hup!' Ik geef haar een duwtje in de rug. 'En zeg ook meteen gedag van mama,' fluister ik.
Jeetje gaat niet.
'Dit gedrag is dus typerend voor kleine meisjes,' zeg ik als ik haar achterop mijn fiets zet. 'In mei word je al vier jaar.'
Jeetje zegt ook al nooit 'hallo' op feestjes. Ze geeft de mensen geen hand. Ze stelt zich niet voor. In plaats daarvan verdwijnt ze naar achteren. Ik hol achter haar aan.
'Jeetje kom eens terug,' zeg ik. 'Geef die rare, vreemde mensen eens allemaal een handje. En stel je netjes voor.'
Jeetje blijft op haar schuilplaats zitten. Ik erbij.
'Kom op. Je bent een grote meid,' moedig ik haar aan. 'Die geelgroene wezens bijten niet.'
Jeetje gaat niet.
'Dit gedrag is dus typerend voor kleine meisjes,' zeg ik als ik haar achterop mijn fiets zet. 'In mei word je al vier jaar.'
Jeetje zegt ook al nooit 'hallo' op feestjes. Ze geeft de mensen geen hand. Ze stelt zich niet voor. In plaats daarvan verdwijnt ze naar achteren. Ik hol achter haar aan.
'Jeetje kom eens terug,' zeg ik. 'Geef die rare, vreemde mensen eens allemaal een handje. En stel je netjes voor.'
Jeetje blijft op haar schuilplaats zitten. Ik erbij.
'Kom op. Je bent een grote meid,' moedig ik haar aan. 'Die geelgroene wezens bijten niet.'
zondag 15 februari 2009
De buurvrouw
We staan in het smalle gangetje van de bovenbuurvrouw. We zakken diep weg in het tapijt. Jeetje krijgt bevliegingen van idiotie. Die krijgt ze daar alleen. Ik heb de buurvrouw in het nieuwe jaar nog niet officieel gezien. Het is al bijna maart. Maar in mijn dromen kijkt ze me elke nacht lang aan.
Ze heeft zilverfolie om haar pols, een stuk gelig verband eromheen gewikkeld en een geïmproviseerde mitella om. Om haar enkel zit ook zoiets dergelijks.
'In het weekend ga ik de dokter niet bellen,' zegt ze.
'Nee.'
'Maar ik zwel helemaal op.'
'O, jee.'
Ze is weer kleiner geworden is. Ze komt tot aan mijn middenrif nu. Vroeger kwam ze nog tot aan mijn schouders.
'Ik dacht dat jullie verhuisd waren.'
Jeetje begint met sinaasappels te smijten.
'We moeten gaan,' zeg ik.
Ze heeft zilverfolie om haar pols, een stuk gelig verband eromheen gewikkeld en een geïmproviseerde mitella om. Om haar enkel zit ook zoiets dergelijks.
'In het weekend ga ik de dokter niet bellen,' zegt ze.
'Nee.'
'Maar ik zwel helemaal op.'
'O, jee.'
Ze is weer kleiner geworden is. Ze komt tot aan mijn middenrif nu. Vroeger kwam ze nog tot aan mijn schouders.
'Ik dacht dat jullie verhuisd waren.'
Jeetje begint met sinaasappels te smijten.
'We moeten gaan,' zeg ik.
vrijdag 13 februari 2009
De kapster
'Maar morgen is het Valentijnsdag,' zei de kapster, 'werk jij op Valentijnsdag?'
'Nou, werken,' zei ik, 'wèrken, wèrken. Ik ga ergens voorlezen.'
'O.'
'Ja, dan zal de zaal dus wel vol verliefde stelletjes zitten.'
'Waar?'
'Op Festival Mooie Woorden.'
'Uit je boek.'
'Ja.'
'Vind je dat niet eng?'
'Jawel.'
'Lijkt me ook.'
Stilte. Ik vraag me weer af of ze nou zwanger is of niet. En of ik daar niet iets vriendelijks over moet zeggen. Ik weet het haast zeker. Dat buikje had ze vorige keer niet. Haar gezicht is ronder. En vroeger kletste ze aan één stuk door. Het is zeker al vier/vijf maanden. Misschien wel zes. Er vallen steeds van die rare stiltes. Waarin ik eigenlijk een babbeltje had moeten opstarten. Waarin zij had willen zeggen dat ze zwanger is. Dat ze niet zo mollig is als ze nu lijkt. Maar dat zegt ze niet. En ik vraag het niet. Stel dat ze gewoon zo mollig is als ze nu lijkt.
'Nou, werken,' zei ik, 'wèrken, wèrken. Ik ga ergens voorlezen.'
'O.'
'Ja, dan zal de zaal dus wel vol verliefde stelletjes zitten.'
'Waar?'
'Op Festival Mooie Woorden.'
'Uit je boek.'
'Ja.'
'Vind je dat niet eng?'
'Jawel.'
'Lijkt me ook.'
Stilte. Ik vraag me weer af of ze nou zwanger is of niet. En of ik daar niet iets vriendelijks over moet zeggen. Ik weet het haast zeker. Dat buikje had ze vorige keer niet. Haar gezicht is ronder. En vroeger kletste ze aan één stuk door. Het is zeker al vier/vijf maanden. Misschien wel zes. Er vallen steeds van die rare stiltes. Waarin ik eigenlijk een babbeltje had moeten opstarten. Waarin zij had willen zeggen dat ze zwanger is. Dat ze niet zo mollig is als ze nu lijkt. Maar dat zegt ze niet. En ik vraag het niet. Stel dat ze gewoon zo mollig is als ze nu lijkt.
donderdag 12 februari 2009
Een danseres
Ik heb een balletdanseres gebaard, kan ik alleen maar denken als ik op de bank naar haar zit te kijken. Uit mij. Een danseres.
Plotseling begon Jeetje namelijk te dansen. En te dansen. Alsof ze nooit iets anders deed.
'Heb jij dit op de crèche geleerd?'
Ze zegt niets. Ze gaat er helemaal in op. Op de bruine mat. Op blote voeten. Haar haren schudt ze los. Ze draait pirouettes op één been, tot ze valt. En ze staat weer op en gaat door. Door. Door. Op de maat van de muziek. Ik herken de passie. Maar niet de dans.
'Ik ga nog zes voorstellingen geven', zegt ze, 'nee zeven, en dan nog eentje.'
Haar wangen worden rood. Ze wil iets uitdrukken. Ik zie het. Het lijkt noodzakelijk. Ik ben in mijn eentje getuige van iets magisch bijna.
Ik zie iets van Jeetje dat ik nooit eerder zag. En dat zit in haar dans.
Ik heb niks met dans.
Maar ik ben nu al om.
Plotseling begon Jeetje namelijk te dansen. En te dansen. Alsof ze nooit iets anders deed.
'Heb jij dit op de crèche geleerd?'
Ze zegt niets. Ze gaat er helemaal in op. Op de bruine mat. Op blote voeten. Haar haren schudt ze los. Ze draait pirouettes op één been, tot ze valt. En ze staat weer op en gaat door. Door. Door. Op de maat van de muziek. Ik herken de passie. Maar niet de dans.
'Ik ga nog zes voorstellingen geven', zegt ze, 'nee zeven, en dan nog eentje.'
Haar wangen worden rood. Ze wil iets uitdrukken. Ik zie het. Het lijkt noodzakelijk. Ik ben in mijn eentje getuige van iets magisch bijna.
Ik zie iets van Jeetje dat ik nooit eerder zag. En dat zit in haar dans.
Ik heb niks met dans.
Maar ik ben nu al om.
woensdag 11 februari 2009
Onpeilbaar
We aten Bij Kees aan de Weesperzijde. Mijn vriendinnetje vanaf de kleuterschool en ik.We bestelden geen hele fles wijn op een gewone dinsdag. Maar dronken er uiteindelijk twee leeg.
Haar leven stond op z'n kop. Ze vroeg zich af of ze misschien ziek in het hoofd geworden was.
Eerst zei ik van niet. 'Ben je gek!' riep ik. 'Dat jij niet ziek in je hoofd bent! Jij weet heel goed wat je doet.'
Bij het toetje zei ik dat ik eigenlijk niet zeker wist of zij nou ziek in het hoofd was of niet.
'Meestal ben ik daar vrij goed in, maar bij jou heb ik het nooit helemaal in kunnen schatten,' zei ik.
'Zie je wel,' zei ze.
'Eigenlijk sinds de kleuterschool al niet,' bekende ik.
Haar leven stond op z'n kop. Ze vroeg zich af of ze misschien ziek in het hoofd geworden was.
Eerst zei ik van niet. 'Ben je gek!' riep ik. 'Dat jij niet ziek in je hoofd bent! Jij weet heel goed wat je doet.'
Bij het toetje zei ik dat ik eigenlijk niet zeker wist of zij nou ziek in het hoofd was of niet.
'Meestal ben ik daar vrij goed in, maar bij jou heb ik het nooit helemaal in kunnen schatten,' zei ik.
'Zie je wel,' zei ze.
'Eigenlijk sinds de kleuterschool al niet,' bekende ik.
dinsdag 10 februari 2009
maandag 9 februari 2009
Het drama van de lekkerbek.
De ene na de andere rampspoed-mail krijg ik binnen vandaag. Om me heen staat de wereld in brand. Mijn vrienden worstelen met grote mensen kwesties. Nee, deze kwesties zijn zelfs voor de grote mens te groot.
En Jeetje en ik eten 's avonds andijviestamppot met een lekkerbekje.
Jeetje eet alléén andijviestamppot waar het om groente gaat, dus andijviestamppot zullen we eten. Met vette lekkerbekken. Zeker sinds de eerste baby's van de crèche haar in gewicht beginnen te overtreffen.
'Het is toch eigenlijk zielig voor deze vis...'
'Neuh, voor deze vis niet. Deze was al ontzettend depressief.'
'Waarom hebben ze 'm dan ook lekkerbek genoemd?' Jeetje bestudeert de depressieve lekkerbek op haar bord zorgvuldig maar neemt er geen hap van.
'Neuh,' zeg ik nog eens. 'Echt-niet-zielig.'
Ik heb de mijne allang op en de stamppot ook. Zij roert in de groene smurrie en ontleedt haar lekkerbek met een vork.
'Ik zie hier volgens mij zijn oogjes.'
'Neuh, dat kan niet. Lekkerbekken hebben geen oogjes!'
Jeetje laat haar vork vallen en kijkt me aan. Geen oogjes. Nu dat weer. De lekkerbek wordt met de seconde betreurenswaardiger. En dan moet ze het arme, gefrituurde visje zeker ook nog opeten?
Maar voordat het zover is, besluit ze eerst eens even rustig naar het toilet te gaan.
Ze kan zelf haar riem los. Zelf haar knoop open. Ze kan intussen alles zelf.
Tijd is ook maar een verzinsel van de grote mens.
En Jeetje en ik eten 's avonds andijviestamppot met een lekkerbekje.
Jeetje eet alléén andijviestamppot waar het om groente gaat, dus andijviestamppot zullen we eten. Met vette lekkerbekken. Zeker sinds de eerste baby's van de crèche haar in gewicht beginnen te overtreffen.
'Het is toch eigenlijk zielig voor deze vis...'
'Neuh, voor deze vis niet. Deze was al ontzettend depressief.'
'Waarom hebben ze 'm dan ook lekkerbek genoemd?' Jeetje bestudeert de depressieve lekkerbek op haar bord zorgvuldig maar neemt er geen hap van.
'Neuh,' zeg ik nog eens. 'Echt-niet-zielig.'
Ik heb de mijne allang op en de stamppot ook. Zij roert in de groene smurrie en ontleedt haar lekkerbek met een vork.
'Ik zie hier volgens mij zijn oogjes.'
'Neuh, dat kan niet. Lekkerbekken hebben geen oogjes!'
Jeetje laat haar vork vallen en kijkt me aan. Geen oogjes. Nu dat weer. De lekkerbek wordt met de seconde betreurenswaardiger. En dan moet ze het arme, gefrituurde visje zeker ook nog opeten?
Maar voordat het zover is, besluit ze eerst eens even rustig naar het toilet te gaan.
Ze kan zelf haar riem los. Zelf haar knoop open. Ze kan intussen alles zelf.
Tijd is ook maar een verzinsel van de grote mens.
zaterdag 7 februari 2009
Het Grote Nieuws uit Heijen
Zandlopers
Ik ben al weken bezig een abonnement op de sportschool op de hoek te nemen. Omdat ik te weinig beweeg en al het bloed in mijn benen zakt van het zitten.
Met yoga, eens per week, staan we dan wel op onze handen. En dan denk ik, ik moet tussen het werk door eens op mijn handen gaan staan. Opdat het bloed weer terugstroomt.
We zijn toch zandlopers.
Met yoga, eens per week, staan we dan wel op onze handen. En dan denk ik, ik moet tussen het werk door eens op mijn handen gaan staan. Opdat het bloed weer terugstroomt.
We zijn toch zandlopers.
vrijdag 6 februari 2009
Mijn broers
Ik plaats nooit foto's. Maar vandaag maak ik, zonder noemenswaardige reden, een uitzondering. Een grote. Want dit zijn ze dan: mijn broers. Ik kom uit een streng katholiek gezin. Dus kwamen er na mij nog negen broers. Ze schelen allemaal net een jaartje. Ja, ze lijken vreselijk op elkaar. Buitenstaanders vergissen zich vaak. Maar ze zijn heel verschillend van karakter.
Als je mijn broers in het groot wil zien, kun je op de foto klikken.
Als je mijn broers in het groot wil zien, kun je op de foto klikken.
donderdag 5 februari 2009
Lastmens
We schuilen in portiekjes, Jeetje en ik. Elk ons eigen portiekje maar wel naast elkaar. De van Woustraat is opgebroken. Bejaarden met opwaaiende regenkapjes trekken hun rolkoffers door de modderpoel.
'Ik heb een baby gekregen!' Jeetje steekt haar hoofd om mijn muurtje.
'O, ja? Hoe heet-ie?'
'Lastmens.'
'Hóé?'
'LASTMENS.'
'Vreemde naam.'
'Kom nou kijken!?'
'Waar moet ik naar kijken?'
'Ja, naar Lastmens natuurlijk,' zegt Jeetje.
Ik stap mijn portiek uit en stap zo hup die van haar in. Ze wijst naar het lege graniet. Daar moet de kleine Lastmens liggen. 'Och, wat een lieverdje,' zeg ik. Jeetje knikt trots. We kijken.
'We kunnen weer,' zeg ik na een tijdje, 'de regen is opgehouden.'
We laten onze huizen achter met Lastmens erin. En wandelen, zonder om te kijken, verder. Ik denk nog wat na over de naam die Jeetje haar baby gaf.
'Zou jij soms ook Lastmens willen heten?'
'Ikke niet!' zegt Jeetje.
'Ik heb een baby gekregen!' Jeetje steekt haar hoofd om mijn muurtje.
'O, ja? Hoe heet-ie?'
'Lastmens.'
'Hóé?'
'LASTMENS.'
'Vreemde naam.'
'Kom nou kijken!?'
'Waar moet ik naar kijken?'
'Ja, naar Lastmens natuurlijk,' zegt Jeetje.
Ik stap mijn portiek uit en stap zo hup die van haar in. Ze wijst naar het lege graniet. Daar moet de kleine Lastmens liggen. 'Och, wat een lieverdje,' zeg ik. Jeetje knikt trots. We kijken.
'We kunnen weer,' zeg ik na een tijdje, 'de regen is opgehouden.'
We laten onze huizen achter met Lastmens erin. En wandelen, zonder om te kijken, verder. Ik denk nog wat na over de naam die Jeetje haar baby gaf.
'Zou jij soms ook Lastmens willen heten?'
'Ikke niet!' zegt Jeetje.
dinsdag 3 februari 2009
Zo gezegd
Ik doe boodschappen voor het gezin. Zeewolf bij de visboer. Ik moet ook groente hebben voor bij de zeewolf. Zou ik mooi even bij de groenteboer naar binnen kunnen gaan, ik kom er toch net langs. Zo gezegd.
Het bordje 'wegens familieomstandigheden gesloten' is al een tijdje weg. Dus de spits is er intussen af. Man is er allang geweest. Man heeft mij wel verteld dat de groenteman anders is geworden sinds hij er weer is. Hij doet 'raar'. De groentevrouw schijnt zich voor hem te generen. Maar ze, zijn zonen en vrouw, zijn blij dat hij er nog is. Dat was kantje boord. De groenteman doet niets. Hij staat er omdat de zaak zijn lust en zijn leven is. Ik bedoel, ik zal van dat rare gedrag van hem geen directe last ondervinden als ik groente kom kopen. Voor bij de zeewolf.
Nee, ik zou daar gewoon even naar binnen kunnen. Voor wat groente. Daar kijkt niemand van op. Ja, de groenteman misschien. Maar die is raar.
Zo'n bezoekje is ook goed voor een blog. Ik moet juist gaan wanneer er iets ergs is gebeurd met de groenteman. Als hij iets raars zegt, heb ik juist geluk. Dan kan ik dat opschrijven en hoe ik me daartoe verhoud. Dat is leuk.
Wie weet wat voor dialogen ik daarbinnen zal horen. De meest hilarische zaken zullen er tegen me verteld worden. Zelf verzin je zulke dingen niet. Je kunt niet alles verzinnen, Elke. Soms moet je echt even ergens naar binnen gaan.
Het bordje 'wegens familieomstandigheden gesloten' is al een tijdje weg. Dus de spits is er intussen af. Man is er allang geweest. Man heeft mij wel verteld dat de groenteman anders is geworden sinds hij er weer is. Hij doet 'raar'. De groentevrouw schijnt zich voor hem te generen. Maar ze, zijn zonen en vrouw, zijn blij dat hij er nog is. Dat was kantje boord. De groenteman doet niets. Hij staat er omdat de zaak zijn lust en zijn leven is. Ik bedoel, ik zal van dat rare gedrag van hem geen directe last ondervinden als ik groente kom kopen. Voor bij de zeewolf.
Nee, ik zou daar gewoon even naar binnen kunnen. Voor wat groente. Daar kijkt niemand van op. Ja, de groenteman misschien. Maar die is raar.
Zo'n bezoekje is ook goed voor een blog. Ik moet juist gaan wanneer er iets ergs is gebeurd met de groenteman. Als hij iets raars zegt, heb ik juist geluk. Dan kan ik dat opschrijven en hoe ik me daartoe verhoud. Dat is leuk.
Wie weet wat voor dialogen ik daarbinnen zal horen. De meest hilarische zaken zullen er tegen me verteld worden. Zelf verzin je zulke dingen niet. Je kunt niet alles verzinnen, Elke. Soms moet je echt even ergens naar binnen gaan.
Vragenvuur
Jeetje opent 's ochtends haar ogen: 'Mama, wat is hoop?'
'Wat zijn 'sloffen' in het Engels?'
'En als ik vandaag Arnolda heet, waar is Jeetje dan gebleven?'
'Wat zijn 'sloffen' in het Engels?'
'En als ik vandaag Arnolda heet, waar is Jeetje dan gebleven?'
maandag 2 februari 2009
Het monster van Amsterdam
Sinds zaterdag hebben we een muizenjager te leen. Eentje die leeft: met een staart en snorharen. Het is de grootste jager van Amsterdam. Jong, razendsnel en altijd hongerig. Er is haar gevraagd of ze 'op safari' wilde. Nou en of ze wou! Jeetje heeft de muizen van tevoren gewaarschuwd: 'Ga weg! Ga weg! Er komt straks een monster, jullie opeten.'
Vooralsnog neemt het monster het er van. Ze spint, ligt te slapen op het dikste kussen dat we hebben en als ze wakker is, hangt ze hoog in de gordijnen. (Alsof we de apenkooi spullen voor haar uitgezet hebben) Ze is op wellness-weekend.
Hoewel ze nu al de hele tijd voor hetzelfde hoekje van mijn kamer zit. Te loeren.
Of is dit soezen?
Vooralsnog neemt het monster het er van. Ze spint, ligt te slapen op het dikste kussen dat we hebben en als ze wakker is, hangt ze hoog in de gordijnen. (Alsof we de apenkooi spullen voor haar uitgezet hebben) Ze is op wellness-weekend.
Hoewel ze nu al de hele tijd voor hetzelfde hoekje van mijn kamer zit. Te loeren.
Of is dit soezen?
zondag 1 februari 2009
Ademhalen
Tijdens het bedritueel - boven holt moeder achter Jeetje aan met een haarborstel - stopt Jeetje ineens, zet haar handen in haar zij en kijkt naar me: 'Mama, jij haalt helemaal geen adem.'
'Jawel, ik haal wel adem.'
'Ik hoor het nooit,' zegt Jeetje streng.
'Maar ik haal wel adem.'
'Ik wil dat jij méér ademhaalt.'
'Waarom wil jij dat?'
'Ik ben zo bang dat jij anders dood gaat.'
Moeder zucht diep.
'Ja! Zo!' roept Jeetje, 'zó moet je ademhalen.'
'Jawel, ik haal wel adem.'
'Ik hoor het nooit,' zegt Jeetje streng.
'Maar ik haal wel adem.'
'Ik wil dat jij méér ademhaalt.'
'Waarom wil jij dat?'
'Ik ben zo bang dat jij anders dood gaat.'
Moeder zucht diep.
'Ja! Zo!' roept Jeetje, 'zó moet je ademhalen.'
Abonneren op:
Posts (Atom)