Op vijf mei waren we rond drie uur 's middags in het academisch medisch centrum. Omdat de zwaartekracht alleen maar bevorderlijk werkt, was ik naar de verlosafdeling komen lopen. In plaats van gerold te worden. Het ging moeizaam. Maar hoe moeizamer hoe beter. Ik wist dat het er in deze zaak om ging zoveel mogelijk pijn te hebben. En dat die pijn alleen maar erger moest worden. Totdat je dacht dat je stierf.
De mevrouw achter de balie verloskunde keek me aan, gaapte en mompelde tegen haar collega: 'Mevrouw Geurts is er al.'
Haar collega kwam uit haar glazen hokje gesloft en begeleidde me naar een kamertje. Ze wees naar het CTG apparaat.
'Ga maar liggen.' Ze zuchtte.
'Ik hoef niet aan zo'n ding,' zei ik. 'Ik kom om verlost te worden. Nu!'
'U besluit naar het ziekenhuis te komen.' Ze had een ernstig spraakgebrek.
'Niet voor niks,' zei ik.
'Hier leggen wij u eerst aan het CTG. Protocol.' Haar voortanden kwamen tot over haar onderlip. Grote, waterige ogen keken me aan vanachter brillenglazen. Mijlenver verwijderd van elke realiteit. Misschien had het AMC dit werk uitbesteed aan de minder begaafden. In het kader van bezuinigingen.
'Het kan uren duren voor er een gynaecoloog komt.' Ze articuleerde alsof ik hier de zwakzinnige was.
'Uren?' zei ik.
'Het is héél druk op de afdeling. Je zult moeten wachten.'
'Dan is het kind er al.'
Ze zweeg en koppelde me vast aan het apparaat. Ik kromp ineen toen ik ging liggen.
'U heeft al af en toe een harde buik?' vroeg ze.
Ik sloot mijn ogen om deze vrouw niet te hoeven zien. Ik sloot mijn ogen om haar te beschermen tegen mij. Ik had de ader in haar nek zien kloppen. Ik wilde hem doorbijten.
donderdag 20 mei 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten