donderdag 26 augustus 2010

Ruimte

Op het schoolplein stond hij. Met zijn armen over elkaar. Benen licht gespreid. Als een pilaar in de wind. Ik herkende de vader nog van de wal. Een hippe kunstenaar. We brachten onze kinderen ooit naar dezelfde crèche. Toen spraken we elkaar nooit. Nu waadde ik door de andere ouders, op hem af.
'Jullie ook hier?'
'Al anderhalf jaar.'
'En?'
'Je moet er een jaar voor uittrekken. Dan slijt het. Wees maar gerust, het slijt.'
'Wat slijt?'
'Na een jaar ben je er aan gewend dat je hier woont.'
'Nog elf maanden.'
'Er zitten zeker voordelen aan,' zei hij traag.
'De ruimte,' reciteerde ik. Het woord 'ruimte' was een mantra geworden. Het galmde door de straten. Het weerklonk in alle huizen. Iedereen was hier komen wonen vanwege de ruimte en nergens anders om.
'Als de kinderen maar gelukkig zijn, dat is voor mij het allerbelangrijkste,' zei de vader.
'Natuurlijk,' zei ik. 'Natuurlijk, natuurlijk. Absoluut.'

Elke dag kreeg ik een paar keer bezoek van hem.In het begin deed ik de voordeur nog gewoon open als de bel ging. Stond daar een jongetje met halflang bruin haar. Hij haalde zijn speen uit zijn mond en keek omhoog. Naar mij. Ik keek omlaag. Naar hem. Hij droeg een donkerrood luierpakje.
'Ik dorst,' zei hij, 'jij drinken voor mij?'
Of hij lispelde: 'Ik verstoppen. Jij zoeken.' Hij stapte al naar binnen. Ik gaf hem een glaasje water. Daarna verstopte hij zich. Tegenwoordig liet ik hem net zolang op zijn verstopplek zitten tot hij begon te roepen. 'Hier zit ik. Hier zit ik.'
Of ik deed niet open. Het zou wel weer zo'n peuter zijn. Ik zie ze hier overal; aanbellende peuters. De bellen zitten niet voor niets op een halve meter hoogte.

De vader en ik stonden nog een tijdje zwijgend naast elkaar, tot de schooldeuren opengingen en het plein vol met kinderen stroomde. Even later de straten. En de huizen.

Geen opmerkingen: