'Ik ben gelukkig,' zegt Jeetje op de heenweg. 'Ik ben gelukkig want ik ga met jou naar jouw vriendin. En de zon schijnt.'
'Nou dat is mooi,' zeg ik. Ik probeer de fiets met twee gelukkige kinderen in de bak de brug op te krijgen. 'Ik ben ook gelukkig.'
'Ik was nóg gelukkiger toen Deetje werd geboren,' zegt Jeetje. 'Toen ik haar voor het eerst zag. Jullie lagen op kamer K3. Weet je nog?'
'Ja. Je hebt verschillende sóórten geluk,' zeg ik. 'Dat is niet te vergelijken.'
In vliegende vaart rijden we de brug af. De stad in. Almaar meer geluk tegemoet.
Op de terugweg zijn we ook nog behoorlijk gelukkig. Maar eenmaal thuis begint het al wat af te nemen, tijdens het avondeten is er bijna niets meer van over en tijdens het badderen en tandenpoetsen komt er definitief een eind aan ons geluk.
De avond eindigt met de zwaarste straf: 'Ik heb je nu al zo vaak gewaarschuwd, Jeetje. Ik lees géén verhaal voor. En als je nú niet ophoudt, krijg je morgen ook geen verhaal.'
'Ik kom jou later nooit, maar dan ook nooit meer opzoeken,' zegt Jeetje. 'Dat doe ik écht niet meer.'
'Dan kom ik gewoon naar jou toe.'
'En dan doe ik de deur niet open.'
vrijdag 8 april 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten