Vriendin S. stond gisteren op de stoep. Ze denkt dat ze een kind met het syndroom van Down krijgt. Over anderhalve week doen ze bij haar een test waaruit ze een schatting kunnen maken.
'Welnee joh,' zeg ik haar. 'Dat wordt gewoon een gezond kind. Waarom niet?'
'Waarom wel,' zegt vriendin S. 'Misschien is het één en al nekplooi.'
Vriendin S. begint alle mogelijk afwijkingen op te sommen die ze met deze test op kunnen sporen. En ook de afwijkingen die ze pas in een later stadium kunnen ontdekken.
'Stop daarmee,' zeg ik. 'Het is vast allemaal goed.'
Ik heb makkelijk praten. Heel makkelijk. Ik heb er één die gezond is, mooi, en met vier jaar al begint te lezen.
Maar ik weet nog dat ik toen ik zwanger was naar een theatervoorstelling in Bellevue ging. We wachtten in de hal tot de deuren open zouden gaan. In de menigte zag ik de man met het downsyndroom naar mij kijken. Naar mijn buik. De man lachte en knikte enthousiast. Met zijn schele oogjes. Ik was ervan overtuigd dat 'ze' communiceerden. 'Ze' hadden contact. Ons kent ons natuurlijk. Ook tijdens de voorstelling bleef hij mij maar in de gaten houden. Telkens als ik opkeek, keek ik recht in zijn grote vriendelijke gezicht. Ik hoorde zijn handgeklap boven het applaus uitkomen.
donderdag 15 oktober 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Wat een levenslust! Die man
Een reactie posten