Ze moesten een stukje schrijven over een weerzien. Het was opmerkelijk dat drie dames in mijn klasje - midden/eind twintigers - precies hetzelfde beschreven. Het weerzien met een oude vriendin die nu ineens kinderen heeft en helemaal gesetteld is. De teneur van de teksten was niet mals. De oude vriendin was een meelijwekkend persoon geworden. Iemand waarmee niet meer te praten viel, te lachen of wat dan ook. Iemand waar je zo mijlenver van verwijderd bent geraakt, dat het lijkt alsof je tegenover een buitenaards wezen staat. De gruwel waarmee ze het keurige huis van de oude vriendin beschreven, haar kinderen, het uiterlijk verval. Het verlies van alle vrijheid, alle leven, identiteit.
Ik bekeek de dames eens goed. Armen over elkaar. Zeker van hun zaak. Ik besloot mijn mond dicht te houden.
Ik fietste over het lange, lege fietspad naar huis en dacht terug aan mijn eigen ontmoetingen met oude vriendinnen, hun bollende buiken, die maar bleven bazelen over de aanschaf van wasmachines. We kunnen spartelen en sputteren, dacht ik. Waarom gedragen we ons alsof we beesten zijn die weten dat ze op een dag naar het slachthuis gebracht zullen worden? Waarom laten we ons brengen?
Waarom maken we er een slachthuis van?
donderdag 23 februari 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten