We maakten een tocht naar het einde van de straat. De grote, het kleintje en ik. Bij het Groentepaleis kochten we een Turks brood, yoghurt met aardbeien, broccoli en ook maar een rol Oreo koekjes. Daar was de grote dol op sinds zij ze, drie jaar geleden op het dode vulkaaneiland - waar zelfs de koekjes zwart waren - voor het eerst gegeten had.
Ik stond met een pop onder m'n arm, die 'mama' zei als ik m'n arm iets te hard tegen m'n lijf drukte, voor de toonbank. Het kleintje stond naast me. Zij zag er uit als een roze Teletubbie in dat krappe winterpak, daarboven een knalrode kabouter muts met een groot hart erop dat licht geeft in het donker. Haar wangen waren net zo rood als de muts en zagen eruit alsof ze open zouden barsten. Er hingen engelenvleugels om mijn schouders, als een boodschappentas. De grote wilde de vleugels halverwege de wandeling naar het groentepaleis niet meer om hebben, dus kreeg moeder ze. Er was met haar al een strijd gevoerd over haar muts. Dus zo kwam het dat ik met een pop onder mijn arm en engelenvleugels om in het groentepaleis stond.
woensdag 1 februari 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten