zondag 11 maart 2012

Hartklop

We maken een zondagochtendwandeling langs het riet en het water. De dames - Jeetje, Deetje - en ik. Met onze jassen om ons middel. Halverwege stoppen we ergens om appel en peer te eten. Het is een idyllisch plekje, als je die elektriciteitsmast weg zou denken. De zon schijnt, de lucht is blauw. We zitten middenin de onzichtbare straling.
'Ik vind het zo jammer dat we dood gaan,' zegt Jeetje. Ze neemt een hap van haar peer.
'Ik ook.'
'Ik lig daar soms wakker van.'
'Dat moet je niet doen.'
'Ik ben bang dat jij een keer dood gaat en dat ik dan nog leef.'
'Dat gebeurt nu nog niet.'
'Maar wel een keer.'
'Dan ben ik heel oud en wil je best een keer van me af.'
'Zo ga ik nooit denken,' zegt ze.
'Dat weet ik.'
'Het kàn wel binnenkort gebeuren,' zegt ze. 'Je kunt een ongeluk krijgen. Of een ziekte.'
'Het heeft geen zin om daaraan te denken,' zeg ik. 'We leven nu toch?'
Ze kijkt me aan. Het perensap druipt van haar kin.
'Ik voel mijn hart kloppen,' zegt ze.
'Ik mijn hart ook.'
We hebben onze handen op ons hart. Deetje zit aan de andere kant in het riet. Haar ogen samengeknepen in het zonlicht. Naast haar zit Bumba de knuffel. Deetje eet haar melige appel met klokhuis en al op.

Geen opmerkingen: