Het ziet eruit alsof een muis - rondom - kleine hapjes uit het blad van ons Eames bijzettafeltje nam.
'Dus mama gooide het tegen de muur,' hoor ik man zeggen. 'Ze gooide zó hard dat er deuken in de muur kwamen. En de dag erna werd jij geboren. Misschien kwam het wel door dat tafeltje.'
Jeetje (5) kijkt van het bewuste tafeltje naar de moeder die nu in pyjama de trap afkomt. Ik zie het gewoon gebeuren; hoe ze in haar hoofd het gooien van meubilair probeert te koppelen aan geboortes.
'Het was nog een geluk dat het tafeltje niet door het raam ging,' gaat man verder.
'Niet allemaal aan haar vertellen!' zeg ik.
'Waarom niet, mama?'
'Omdat ik me daarvoor schaam.'
'O, dát dacht ik al.' Jeetje lacht.
'Beschadigd design is niets meer waard,' zegt man.
'Ik heb dat ook weleens,' zegt Jeetje.
'Als je je ergens voor schaamt, wil je het er liever niet over hebben,' zeg ik.
'Nee, dat wil je het liefst vergeten,' zegt Jeetje.
'En waar schaam jij je dan voor?' vraag ik aan man.
Jeetje en ik kijken hem aan. Hij zit in kleermakerszit op de grond, zijn ellebogen steunen op het tafeltje.
'Hij schaamt zich nergens voor,' zeg ik na een tijdje. 'Dat is nog erger, Jeetje. Mensen die zich nergens voor schamen.'
'Nee, hij dúrft het gewoon niet te zeggen,' zegt Jeetje.
'Dat kan ook,' zeg ik.
'En wel allemaal dingen van mama vertellen, hè,' zegt Jeetje. 'En zelf durf je helemaal niets te zeggen.'
maandag 28 februari 2011
zaterdag 26 februari 2011
De hemel
'We gaan naar de hemel,' zei de schoonmaker laatst. En daar leek het ook op. Hoe hoger we kwamen, hoe lichter het werd.
De hemel is een opbouw die op de derde verdieping van ons huis staat. De hemel heeft een dakterras. Er hangen nog geen gordijnen en in het raamkozijn staat een halflege fles port met twee glaasjes erbij. De vloer is bezaaid met boeken en kranten. Sinds kort staat er ook een bank van mijn vriendin èn een houtkachel van mijn oom Dik Geurts. Nee, dat is mijn oom niet.
Ik heb wel een oom die een gigantische houtkloofmachine heeft uitgevonden. Sindsdien noemt hij zichzelf Houtklover.
'Je kunt er ook mensen instoppen, Elleke,' zei hij toen hij het ding aan mij demonstreerde. Houtklover is heel groot en hij heeft ook een heel groot stuk land. Hij en zijn vrouw hebben de buitenwereld in principe niet nodig om in leven te blijven. En geen enkele instantie.
Maar ik wilde zeggen dat we nu eindelijk een bank hebben, en dat man en ik dus toch nog steeds op de vloer zitten naast die bank. Gewoontedieren als wij zijn.
En 's avonds val ik dan in slaap op de vloer voor de houtkachel. Omringd door boeken en kranten. Altijd bang dat er een brandend houtblok op mij valt, maar nooit zó bang dat ik niet in slaap val. Want man is er. En twee verdiepingen beneden ons rust het kroost.
Zo ongeveer moet er in de echte hemel ook aan toe gaan.
De hemel is een opbouw die op de derde verdieping van ons huis staat. De hemel heeft een dakterras. Er hangen nog geen gordijnen en in het raamkozijn staat een halflege fles port met twee glaasjes erbij. De vloer is bezaaid met boeken en kranten. Sinds kort staat er ook een bank van mijn vriendin èn een houtkachel van mijn oom Dik Geurts. Nee, dat is mijn oom niet.
Ik heb wel een oom die een gigantische houtkloofmachine heeft uitgevonden. Sindsdien noemt hij zichzelf Houtklover.
'Je kunt er ook mensen instoppen, Elleke,' zei hij toen hij het ding aan mij demonstreerde. Houtklover is heel groot en hij heeft ook een heel groot stuk land. Hij en zijn vrouw hebben de buitenwereld in principe niet nodig om in leven te blijven. En geen enkele instantie.
Maar ik wilde zeggen dat we nu eindelijk een bank hebben, en dat man en ik dus toch nog steeds op de vloer zitten naast die bank. Gewoontedieren als wij zijn.
En 's avonds val ik dan in slaap op de vloer voor de houtkachel. Omringd door boeken en kranten. Altijd bang dat er een brandend houtblok op mij valt, maar nooit zó bang dat ik niet in slaap val. Want man is er. En twee verdiepingen beneden ons rust het kroost.
Zo ongeveer moet er in de echte hemel ook aan toe gaan.
donderdag 24 februari 2011
De dag van het denken
'Hee, Faab, ben je niet veel te lang aan het doorwerken?' Ik zeg het toch maar. De kinderen moeten nu tenslotte echt een gebakken eitje.
'Ja, ik moet de hele tijd denken, denken, denken,' zegt hij.
'Waarover?'
'Mijn toekomst.'
'Alweer? Die breekt toch vanzelf een keer aan, joh!'
Hij dweilt. De huiskamer is nog een ravage, het is er koud, de stoelen staan op de tafel. Het buurmeisje heeft het steeds over de geweldige eitjes, die in dit huis gebakken worden. Jeetje wil chocomelk en de baby heeft ook vocht nodig. Het is één uur en ik ben al twee keer eerder met de portemonnee in m'n kontzak de trap afgekomen. Hij zou tot twaalf uur blijven.
'Maar het is vandaag de dag van het denken!' roept hij dan.
'Vandaar!' roep ik.
'Jaa!' Hij lacht. 'Vandaar!' Hij gooit het vuile water weg.
'Maar heb je een deadline of zo?' vraag ik. 'Is dat het?'
'Wat?'
'Moet je nu een beslissing nemen?'
'Elkie?' Hij staat al, bepakt en bezakt, in de deuropening.
'Ja?'
Wat vind jij nou eigenlijk van het leven?'
'Wat ik van het leven vind?'
'Ja? Wat vind jij van het leven?'
'Nou, ook heus niet altijd leuk hoor.'
'Nee?'
'Nee, helemaal niet. Ik heb het natuurlijk veel makkelijker dan jij, maar...'
'Ik ben het soms zo moe, Elkie,' zegt hij, 'zo ontzettend moe.'
Daar gaat hij. Het geld opgeborgen in zijn linkerkous, zijn schoenen weer aangetrokken, zijn twee jassen over elkaar, mijn volle vuilniszak in zijn hand. Ik trek de voordeur dicht, raap de huilende baby van de vloer en zet de pan op het vuur. De kleuters moeten eitjes met hele dooiers. Maar ik ben daar niet sterk in.
'Ja, ik moet de hele tijd denken, denken, denken,' zegt hij.
'Waarover?'
'Mijn toekomst.'
'Alweer? Die breekt toch vanzelf een keer aan, joh!'
Hij dweilt. De huiskamer is nog een ravage, het is er koud, de stoelen staan op de tafel. Het buurmeisje heeft het steeds over de geweldige eitjes, die in dit huis gebakken worden. Jeetje wil chocomelk en de baby heeft ook vocht nodig. Het is één uur en ik ben al twee keer eerder met de portemonnee in m'n kontzak de trap afgekomen. Hij zou tot twaalf uur blijven.
'Maar het is vandaag de dag van het denken!' roept hij dan.
'Vandaar!' roep ik.
'Jaa!' Hij lacht. 'Vandaar!' Hij gooit het vuile water weg.
'Maar heb je een deadline of zo?' vraag ik. 'Is dat het?'
'Wat?'
'Moet je nu een beslissing nemen?'
'Elkie?' Hij staat al, bepakt en bezakt, in de deuropening.
'Ja?'
Wat vind jij nou eigenlijk van het leven?'
'Wat ik van het leven vind?'
'Ja? Wat vind jij van het leven?'
'Nou, ook heus niet altijd leuk hoor.'
'Nee?'
'Nee, helemaal niet. Ik heb het natuurlijk veel makkelijker dan jij, maar...'
'Ik ben het soms zo moe, Elkie,' zegt hij, 'zo ontzettend moe.'
Daar gaat hij. Het geld opgeborgen in zijn linkerkous, zijn schoenen weer aangetrokken, zijn twee jassen over elkaar, mijn volle vuilniszak in zijn hand. Ik trek de voordeur dicht, raap de huilende baby van de vloer en zet de pan op het vuur. De kleuters moeten eitjes met hele dooiers. Maar ik ben daar niet sterk in.
woensdag 23 februari 2011
Protest
Terwijl buiten de Arabische wereld ineenstort, bevind jij je je al dagenlang op je eiland. Zie je jezelf alweer op de oude gymzaalvloer van je nieuwbouwwerkkamer zitten; te kraaien als een haan en bij het volgende plaatje blaat je. Al is het een hond.
Jij met je misselijke baby op schoot die, als ze daar niet zit, almaar tegen je op blijft klimmen. Je hebt nog wel een boek in je buurt, maar voordat je twee zinnen hebt kunnen lezen, geeft ze over. Je kleedt je om.
Buiten zie je mede-eilanders heen en weer marcheren. Langs de Blokker en de Vomar gaan ze, langs de huizenblokken die te koop staan. Met volle bepakking, achter wagentjes, stuk voor stuk kijkend naar het einde (of het begin) van die ene, kaarsrechte laan. Nog niets van protest hier. Of bloedbaden.
Je denkt aan de sociologie student die op de vraag waarom hij wilde schrijven, antwoordde: 'Het is eigenlijk vooral het leven van een schrijver dat me zo aantrekt. Een beetje in Parijs zitten en zo. In cafeetjes, wat nadenken. Sigaretje. Boekje erbij. En zo.'
'Aha,' zei je, 'dat vind ik nou een heel goede reden.'
Jij met je misselijke baby op schoot die, als ze daar niet zit, almaar tegen je op blijft klimmen. Je hebt nog wel een boek in je buurt, maar voordat je twee zinnen hebt kunnen lezen, geeft ze over. Je kleedt je om.
Buiten zie je mede-eilanders heen en weer marcheren. Langs de Blokker en de Vomar gaan ze, langs de huizenblokken die te koop staan. Met volle bepakking, achter wagentjes, stuk voor stuk kijkend naar het einde (of het begin) van die ene, kaarsrechte laan. Nog niets van protest hier. Of bloedbaden.
Je denkt aan de sociologie student die op de vraag waarom hij wilde schrijven, antwoordde: 'Het is eigenlijk vooral het leven van een schrijver dat me zo aantrekt. Een beetje in Parijs zitten en zo. In cafeetjes, wat nadenken. Sigaretje. Boekje erbij. En zo.'
'Aha,' zei je, 'dat vind ik nou een heel goede reden.'
dinsdag 22 februari 2011
Ongeduld
Ze is nu bijna tien maanden. We wonen hier alweer een half jaar. Kind krijgen, verhuizen. Het zijn steeds minder goede excuses voor het feit dat het een jaar geleden is dat ik echt een verhaal schreef. Ik moet aan de bak. Ik wil aan de bak. Echt aan de bak, bedoel ik. Met al de troep die ik verzameld heb.
Maar nu kan ik deze week nog niet werken. Krokusvakantie, ziekte. Komt het ooit goed? Is er ooit nog niets? Niemand die aan je hoofd zeurt. En waarom lag ik toen ik zevenentwintig was, en vrij van alles en knap en slank, dagenlang op de vloer van mijn zolderkamer door het dakraam te kijken? Naar wolken die voorbij gingen.
Ze is nu al bijna tien maanden. En ik heb mijn normale lichaam nog stééds niet terug.
'Op een gegeven moment krijg je gewoon een moederlijf,' zei een trimster die ik gistermiddag in het Diemerpark tegenkwam. 'Dat hou je.'
'Ik kan niet stilstaan,' zei ik en duwde mijn zieke kind voort over de gifbelt. Tegen de ijswind in. Meer had ik ook niet kunnen zeggen, want mijn gezicht stond strak van de kou.
Maar nu kan ik deze week nog niet werken. Krokusvakantie, ziekte. Komt het ooit goed? Is er ooit nog niets? Niemand die aan je hoofd zeurt. En waarom lag ik toen ik zevenentwintig was, en vrij van alles en knap en slank, dagenlang op de vloer van mijn zolderkamer door het dakraam te kijken? Naar wolken die voorbij gingen.
Ze is nu al bijna tien maanden. En ik heb mijn normale lichaam nog stééds niet terug.
'Op een gegeven moment krijg je gewoon een moederlijf,' zei een trimster die ik gistermiddag in het Diemerpark tegenkwam. 'Dat hou je.'
'Ik kan niet stilstaan,' zei ik en duwde mijn zieke kind voort over de gifbelt. Tegen de ijswind in. Meer had ik ook niet kunnen zeggen, want mijn gezicht stond strak van de kou.
maandag 21 februari 2011
Zorg voor/over een ziek kind
's Nachts ligt Deetje op haar buik bovenop mij. Met opgetrokken beentjes. Haar oor op mijn hart. Ze kreunt nog zachtjes. Maar zodra ze hier weer lag, stopte het gillen tenminste.
Aan de ene kant had ik heel, heel graag door willen slapen, het gehuil willen negeren, het braaksel niet meer op willen ruimen. Ik had de joker in willen zetten. Een time-out aanvragen.( In haar au-pair willen transformeren)
Maar aan de andere kant wil ik hier best de hele nacht rechtop blijven zitten.
En morgennacht. En de nacht daarna. En als dat echt het enige is dat haar goed doet, ook wel een eeuwigheid. Half onderuitgezakt, tegen de koude muur. Dit gloeiende lijfje aaiend. Dan gooi ik gewoon al mijn plannen om. Voorgoed.
Al weet ik natuurlijk wel dat bovenop mij liggen nooit het énige kan zijn dat haar goed doet.
Aan de ene kant had ik heel, heel graag door willen slapen, het gehuil willen negeren, het braaksel niet meer op willen ruimen. Ik had de joker in willen zetten. Een time-out aanvragen.( In haar au-pair willen transformeren)
Maar aan de andere kant wil ik hier best de hele nacht rechtop blijven zitten.
En morgennacht. En de nacht daarna. En als dat echt het enige is dat haar goed doet, ook wel een eeuwigheid. Half onderuitgezakt, tegen de koude muur. Dit gloeiende lijfje aaiend. Dan gooi ik gewoon al mijn plannen om. Voorgoed.
Al weet ik natuurlijk wel dat bovenop mij liggen nooit het énige kan zijn dat haar goed doet.
zondag 20 februari 2011
Toverketting
Dit weekend had Jeetje (5) op het Waterlooplein met haar vader een magische ketting gescoord en was ze met hem naar haar lievelingsplek geweest. De vlinderkas in de hortus. 'Was ik maar een vlinder,' had ze weer eens gezegd.
Thuis zette ze de kruk voor het open raam, deed ze haar vleugels van stof om, en hing de diamanten ketting om haar nek. Ik zag haar blonde, golvende haren, het zwarte jurkje met de vleugels. Eén ervan hing er slap bij. Haar lange benen in een grijze maillot.
'Ho! Stop!' riep ik die toevallig met een berg was in mijn armen voorbij kwam lopen.
Thuis zette ze de kruk voor het open raam, deed ze haar vleugels van stof om, en hing de diamanten ketting om haar nek. Ik zag haar blonde, golvende haren, het zwarte jurkje met de vleugels. Eén ervan hing er slap bij. Haar lange benen in een grijze maillot.
'Ho! Stop!' riep ik die toevallig met een berg was in mijn armen voorbij kwam lopen.
vrijdag 18 februari 2011
Voor de boekverkoop
Ik zag de winnaar van de BNG prijs gisteren bij DWDD om te praten over zijn stotteren. En een zangeres met hetzelfde euvel.
Dat werkt goed live op televisie. Er gebeurt meteen iets. Drama. Een stotterende schrijver en een stotterende zangeres aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk. Ze praatten eigenlijk nog veel te vlot. Het was voor het beeld mooier geweest als er geen woord uit hun strot was gekomen. Het had meteen de noodzaak van hun werk vergroot. Ze móéten zich wel op een andere manier uiten, dan kletsend.
Er zat ook een spraakdeskundige bij die hen van het stotteren af wilde helpen. Maar daar was niemand in geïnteresseerd. Daar was ook niemand voor gekomen. Alleen de spraakdeskundige zelf.
'Ik wil er helemaal niet vanaf,' zei de zangeres tenslotte, 'het heeft me bekend gemaakt.'
Dat werkt goed live op televisie. Er gebeurt meteen iets. Drama. Een stotterende schrijver en een stotterende zangeres aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk. Ze praatten eigenlijk nog veel te vlot. Het was voor het beeld mooier geweest als er geen woord uit hun strot was gekomen. Het had meteen de noodzaak van hun werk vergroot. Ze móéten zich wel op een andere manier uiten, dan kletsend.
Er zat ook een spraakdeskundige bij die hen van het stotteren af wilde helpen. Maar daar was niemand in geïnteresseerd. Daar was ook niemand voor gekomen. Alleen de spraakdeskundige zelf.
'Ik wil er helemaal niet vanaf,' zei de zangeres tenslotte, 'het heeft me bekend gemaakt.'
donderdag 17 februari 2011
De schrijfster & de recensente
Toen ik wegging van het vrouwen boekenfestijn, werd ik aangesproken.
'Jij bent Elke,' zei ze. 'Ik herken je van de foto.'
'Ja,' zei ik. 'Jij bent Marja.'
Het bleef heel even stil tussen ons.
'Of háát je mij?' vroeg ze toen.
'Ik haat je niet,' zei ik snel.
Waarom moest ik haar ook alweer haten? En hoe kan ik iemand haten die mij herkent. Van een foto, nog wel. Marja, nog wel. Dè Marja Pruis. Van Atoomgeheimen. Van de columns. Van de literaire kritiek. Ik volg haar stukken al jaren op de voet, ik heb haar werk en haar wezen al regelmatig met andere schrijfsters besproken. Wat wij van haar vinden, hangt af van de recensies die zij over ons schrijft. Marja, van de kut recensie. De Groene waar het bewuste stuk instaat, zit nog altijd in het plastic. Al ben ik zelfs even trots geweest dat zij ook voor mij de moeite genomen had.
'Je schreef toch óók best wel iets goeds?' zei ik.
'Sorry, ik verstond je niet.'
'Er zat toch ook best wel iets goeds in,' zei ik. 'Wat je over mijn boek schreef.'
'Jazeker,' zei ze. 'Jazeker, ik volg je weblog ook en...'
'O leuk,' zei ik, 'ik lees je columns altijd en...'
'O leuk,' zei ze.
'En ik ga je nieuwe boek kopen,' zei ik, 'en..'
'O, leuk,' zei ze. 'En ik blijf je volgen. Maar niet als een boze fee hoor.' Ze lachte. Ik lachte. Wij lachten.
Vrouwen zijn we, dacht ik toen ik naar de tramhalte liep. Maar aardige vrouwen.
Noot: Ik heb de recensie zojuist nog eens nagelezen. Veel goeds stond er toch niet in.
'Jij bent Elke,' zei ze. 'Ik herken je van de foto.'
'Ja,' zei ik. 'Jij bent Marja.'
Het bleef heel even stil tussen ons.
'Of háát je mij?' vroeg ze toen.
'Ik haat je niet,' zei ik snel.
Waarom moest ik haar ook alweer haten? En hoe kan ik iemand haten die mij herkent. Van een foto, nog wel. Marja, nog wel. Dè Marja Pruis. Van Atoomgeheimen. Van de columns. Van de literaire kritiek. Ik volg haar stukken al jaren op de voet, ik heb haar werk en haar wezen al regelmatig met andere schrijfsters besproken. Wat wij van haar vinden, hangt af van de recensies die zij over ons schrijft. Marja, van de kut recensie. De Groene waar het bewuste stuk instaat, zit nog altijd in het plastic. Al ben ik zelfs even trots geweest dat zij ook voor mij de moeite genomen had.
'Je schreef toch óók best wel iets goeds?' zei ik.
'Sorry, ik verstond je niet.'
'Er zat toch ook best wel iets goeds in,' zei ik. 'Wat je over mijn boek schreef.'
'Jazeker,' zei ze. 'Jazeker, ik volg je weblog ook en...'
'O leuk,' zei ik, 'ik lees je columns altijd en...'
'O leuk,' zei ze.
'En ik ga je nieuwe boek kopen,' zei ik, 'en..'
'O, leuk,' zei ze. 'En ik blijf je volgen. Maar niet als een boze fee hoor.' Ze lachte. Ik lachte. Wij lachten.
Vrouwen zijn we, dacht ik toen ik naar de tramhalte liep. Maar aardige vrouwen.
Noot: Ik heb de recensie zojuist nog eens nagelezen. Veel goeds stond er toch niet in.
woensdag 16 februari 2011
Jamais vu
In Alles Kantelt van Thomas Lieske lees ik voor het eerst over de term Jamais vu. En dat dat dus officieel iets is.
De laatste tijd ben ik haast niet te bereiken. Per mail of per sms is het goed te doen. Maar in het echt is het hondsmoeilijk.
Het is alsof ik al dagenlang in een meer aan het zwemmen ben, en de overkant steeds net niet haal. Soms raak ik de kant met mijn vingertoppen. Maar erop klimmen lukt dan niet.
'Je bent nog nooit zo ontzettend niet-wakker geworden in de ochtend,' zegt man. 'Terwijl je lang genoeg geslapen hebt.'
's Nachts droom ik dat ik de Prix de Luxembourg win en dat dat verklaart waarom de broer van de ex president van België vrienden met mij wilde worden op Facebook. Het prijzengeld bedraagt 2000 Euro. Ik droom dus van bescheiden prijsjes.
Nu de broer van Mubarak nog.
Stephen King zegt dat een verhaal een fossiel is dat je opgraaft. En dat je niet precies weet welke kant je op moet zoeken. Maar dat al gravend de contouren zichtbaar zullen worden.
Ik hoop dat dat ook met een mens zo gaat. En snel een beetje.
De laatste tijd ben ik haast niet te bereiken. Per mail of per sms is het goed te doen. Maar in het echt is het hondsmoeilijk.
Het is alsof ik al dagenlang in een meer aan het zwemmen ben, en de overkant steeds net niet haal. Soms raak ik de kant met mijn vingertoppen. Maar erop klimmen lukt dan niet.
'Je bent nog nooit zo ontzettend niet-wakker geworden in de ochtend,' zegt man. 'Terwijl je lang genoeg geslapen hebt.'
's Nachts droom ik dat ik de Prix de Luxembourg win en dat dat verklaart waarom de broer van de ex president van België vrienden met mij wilde worden op Facebook. Het prijzengeld bedraagt 2000 Euro. Ik droom dus van bescheiden prijsjes.
Nu de broer van Mubarak nog.
Stephen King zegt dat een verhaal een fossiel is dat je opgraaft. En dat je niet precies weet welke kant je op moet zoeken. Maar dat al gravend de contouren zichtbaar zullen worden.
Ik hoop dat dat ook met een mens zo gaat. En snel een beetje.
dinsdag 15 februari 2011
Aan de telefoon met de schoonmaker.
'Elkie, hoe is het?' roept hij. Hij bevindt zich duidelijk ergens hartje centrum. Op een druk kruispunt.
'Goed, en met jou?'
'Slecht!'
'Waarom slecht?'
'Héél slecht.'
'Wat is er dan gebeurd?'
'Mijn fiets staat nog steeds bij de fietsenmaker.'
'O.'
'En mijn andere fiets blblblblblbl.'
'Wat is er met je andere fiets?'
'Mijn andere fiets blblblblblbl.'
'Sorry, ik versta het laatste gedeelte van je zin niet.'
'Mijn andere fiets blblblblblbl.'
'Je kunt niet komen.'
'Pech. Mijn fiets is vandaag niet klaar en mijn andere fiets...'
'Ja, die blblblblblbl, hè.'
'Ja,' roept hij. 'En met je man en je kiender? Ook alles nog gezond?'
'Heel gezond.'
'Tot volgende week, Elkie.
'Tot volgende week, Fabio.'
'Goed, en met jou?'
'Slecht!'
'Waarom slecht?'
'Héél slecht.'
'Wat is er dan gebeurd?'
'Mijn fiets staat nog steeds bij de fietsenmaker.'
'O.'
'En mijn andere fiets blblblblblbl.'
'Wat is er met je andere fiets?'
'Mijn andere fiets blblblblblbl.'
'Sorry, ik versta het laatste gedeelte van je zin niet.'
'Mijn andere fiets blblblblblbl.'
'Je kunt niet komen.'
'Pech. Mijn fiets is vandaag niet klaar en mijn andere fiets...'
'Ja, die blblblblblbl, hè.'
'Ja,' roept hij. 'En met je man en je kiender? Ook alles nog gezond?'
'Heel gezond.'
'Tot volgende week, Elkie.
'Tot volgende week, Fabio.'
maandag 14 februari 2011
Stukje juryrapport BNG
Juryrapporten, altijd leuk om te lezen!
Elke Geurts: Lastmens
De gruwel is overal, en al zeker in ons hoofd. Dat viel op te maken uit Het besluit van Dola Korstjens, de verhalenbundel waarmee Elke Geurts overtuigend debuteerde. In Lastmens toont Geurts dat ze ook op de wat langere baan de lezer vol in het hart weet te treffen. Deze drie lange verhalen draaien telkens om vrouwen die het gevoel hebben dat ze in het foute leven terechtgekomen zijn. Een jonge moeder houdt meer van boeken dan van baby's; ze ontheft zichzelf van de moederrol en noemt zich de 'au pair'. Een andere vrouw moet van haar man af zien te raken om zelf iets te worden, de derde trotseert het geboortedorp dat ze ontgroeid is om een stervende oom een flinke hak te zetten. Negatieve gevoelens en neuroses alom in dit boek, maar het is sprankelend proza waarin Geurts ze overbrengt. Trefzeker, slim, geestig: deze dame heeft vast nog meer lezenswaardigs in die duistere kern van haar.
Opgesteld door de jury:
Voorzitter: Arno Brok (Burgemeester Dordrecht)
Eva Berghmans (De Standaard), Han Ceelen (De Morgen), Maarten Moll (Het Parool), Danielle Serdijn (de Volkskrant).
Elke Geurts: Lastmens
De gruwel is overal, en al zeker in ons hoofd. Dat viel op te maken uit Het besluit van Dola Korstjens, de verhalenbundel waarmee Elke Geurts overtuigend debuteerde. In Lastmens toont Geurts dat ze ook op de wat langere baan de lezer vol in het hart weet te treffen. Deze drie lange verhalen draaien telkens om vrouwen die het gevoel hebben dat ze in het foute leven terechtgekomen zijn. Een jonge moeder houdt meer van boeken dan van baby's; ze ontheft zichzelf van de moederrol en noemt zich de 'au pair'. Een andere vrouw moet van haar man af zien te raken om zelf iets te worden, de derde trotseert het geboortedorp dat ze ontgroeid is om een stervende oom een flinke hak te zetten. Negatieve gevoelens en neuroses alom in dit boek, maar het is sprankelend proza waarin Geurts ze overbrengt. Trefzeker, slim, geestig: deze dame heeft vast nog meer lezenswaardigs in die duistere kern van haar.
Opgesteld door de jury:
Voorzitter: Arno Brok (Burgemeester Dordrecht)
Eva Berghmans (De Standaard), Han Ceelen (De Morgen), Maarten Moll (Het Parool), Danielle Serdijn (de Volkskrant).
vrijdag 11 februari 2011
Kern
De uitreiking in de stadsschouwburg begon. Om de beurt mochten de genomineerden in de stoel plaatsnemen naast Jelle Brandt Corstius en werden we 'aan de tand gevoeld.' Ik over mijn wonderlijke fantasie. In het tweede verhaal van Lastmens ging het hoofdpersonage solliciteren als webmaster op een Russisch vrachtschip.
'Hoe kom je daar in Hemelsnaam op?'
'Nou, ik heb eens gesolliciteerd op een Russisch vrachtschip als webmaster.'
'Ben je daar ook geweest?'
'Ja.'
'En werd je aangenomen?'
'Nee. Je moest ook andere dingen doen.'
Over dat vrachtschip had eigenlijk nog nooit iemand met een woord gerept. Dus dat was leuk. En ik vond het ook sterk van hem. Want hij kwam daardoor - per ongeluk - meteen bij een belangrijke kern van mijn schrijverschap en dus bij een kern van mijn personages. Ze willen namelijk graag weg. Van wat dan ook. Weg.
'En zo kan ik al mijn misstapjes mooi gebruiken,' zei ik tegen Jelle.
Na de interviews volgde het juryrapport. De genomineerden zaten op een rijtje en werden toegesproken. Ik kreeg een prachtig verslag over mijn werk. Vooral het stukje over mijn duistere kern. Ik hoop het rapport nog eens na te lezen. Gustaaf Peek, die mij al lang dwarszat als winnaar, won ook daadwerkelijk. Dat was het enige minpunt van de avond. Al gun ik het hem zeker. Geld speelt toch een rol in dit verhaal. Ik wilde dat dat niet zo was.
Toen kwam het borrelen. Dat ging goed.
'Nou, dan krijg jij van mij toch een prijs,' zei Jeetje vanmorgen.
'Dat hoeft niet hoor.'
'Jawel,' zei Jeetje. 'Ik haal het uit mijn eigen spaarpot. Dertig Euro.'
'Och, mijn schatje. Het gaat in het leven niet om geld. En nog veel minder om het winnen. Ik vind het gewoon al erg leuk dat ik mee mocht doen. Al heb ik dan verloren.'
'Je hebt niet verloren, mama. Je bent tweede geworden,' zei Jeetje.
En daar lieten we het bij.
'Hoe kom je daar in Hemelsnaam op?'
'Nou, ik heb eens gesolliciteerd op een Russisch vrachtschip als webmaster.'
'Ben je daar ook geweest?'
'Ja.'
'En werd je aangenomen?'
'Nee. Je moest ook andere dingen doen.'
Over dat vrachtschip had eigenlijk nog nooit iemand met een woord gerept. Dus dat was leuk. En ik vond het ook sterk van hem. Want hij kwam daardoor - per ongeluk - meteen bij een belangrijke kern van mijn schrijverschap en dus bij een kern van mijn personages. Ze willen namelijk graag weg. Van wat dan ook. Weg.
'En zo kan ik al mijn misstapjes mooi gebruiken,' zei ik tegen Jelle.
Na de interviews volgde het juryrapport. De genomineerden zaten op een rijtje en werden toegesproken. Ik kreeg een prachtig verslag over mijn werk. Vooral het stukje over mijn duistere kern. Ik hoop het rapport nog eens na te lezen. Gustaaf Peek, die mij al lang dwarszat als winnaar, won ook daadwerkelijk. Dat was het enige minpunt van de avond. Al gun ik het hem zeker. Geld speelt toch een rol in dit verhaal. Ik wilde dat dat niet zo was.
Toen kwam het borrelen. Dat ging goed.
'Nou, dan krijg jij van mij toch een prijs,' zei Jeetje vanmorgen.
'Dat hoeft niet hoor.'
'Jawel,' zei Jeetje. 'Ik haal het uit mijn eigen spaarpot. Dertig Euro.'
'Och, mijn schatje. Het gaat in het leven niet om geld. En nog veel minder om het winnen. Ik vind het gewoon al erg leuk dat ik mee mocht doen. Al heb ik dan verloren.'
'Je hebt niet verloren, mama. Je bent tweede geworden,' zei Jeetje.
En daar lieten we het bij.
woensdag 9 februari 2011
Met het oog op morgen
...zit ik vanavond plotseling in het het Oog op Morgen. Om daar samen met Alex Boogers, een mede BNG genomineerde (ik typte per ongeluk mede BNG gedetineerde, maar dat zegt niks) te praten over het nog niet-doorgebroken schrijverschap als je onder de veertig bent. Dus luistert allen dan maar!
dinsdag 8 februari 2011
Fabio in dubio
De Nederlandse vrouw heeft hem - weken geleden al - om zijn hand gevraagd. Maar waarom juist op dit moment, vraagt Fabio zich steeds af. Waarom toch net nu de regels in Nederland zo aangescherpt zijn? En niet vijf of tien jaar geleden?
Hij moet slagen voor een inburgeringscursus in zijn land. Hij moet daar tenminste drie maanden blijven. Dat is het allerlaatste wat Fabio wil. Terug naar zijn land. Voor zoiets. Maar het allerliefste wil hij vrij zijn. Een gewone vrije man zijn. Fabio denkt er elke nacht over na en hij weet het niet. Hij had echte liefde gewild. Maar als liefde niet voor hem is weggelegd, kan het huwelijk hem wèl een Nederlands paspoort geven. Al is hij graag op zichzelf en zal hij na de trouwerij minstens drie jaar met haar samenwonen in haar eenkamerflat.
'Als dit tien jaar geleden was gebeurd, had ik het meteen gedaan.' Fabio zucht. 'Toen was ik nog jong en toen was alles nog heel makkelijk. Toen had ik nog een toekomst.'
'Kom, kom. Vierenveertig is nog niet zó oud.'
'Ik kan dit werk nog hoogstens tien jaar doen.'
'En misschien word je wel honderd, joh.'
'Nee, dan ben ik allang dementerend.'
'Dementerend?'
'Ik gebruik met mijn werk maar een piepklein deel van mijn hersenen, Elkie. Jij gebruikt de jouwe wel, maar ik de mijne helemaal niet.'
'Volgens mij gebruik jij ze genoeg.'
'Nee, Elkie. Met poetsen, train je je hersenen niet.'
'Maar jij denkt hartstikke veel na. Dat is ook trainen.'
'Hoe minder ze gebruikt worden, hoe eerder ze slijten. Ik verdwaal al steeds vaker, Elkie. Echt waar. Ook als ik in een straat ben, waar ik al eerder ben geweest.'
'O, maar dat heb ik ook,' zeg ik. 'Dat wil volgens mij niets zeggen over dementie.'
'Elkie, ik poets ergens, dan fiets ik naar huis en kijk ik televisie. En dan niks meer.'
'Ja?'
'Straks weet ik niet eens meer dat ik Fabio heet. Dan bel jij mij op en vraag je naar Fabio. En dan zeg ik: Fabio? Wie is Fabio?'
Hij moet slagen voor een inburgeringscursus in zijn land. Hij moet daar tenminste drie maanden blijven. Dat is het allerlaatste wat Fabio wil. Terug naar zijn land. Voor zoiets. Maar het allerliefste wil hij vrij zijn. Een gewone vrije man zijn. Fabio denkt er elke nacht over na en hij weet het niet. Hij had echte liefde gewild. Maar als liefde niet voor hem is weggelegd, kan het huwelijk hem wèl een Nederlands paspoort geven. Al is hij graag op zichzelf en zal hij na de trouwerij minstens drie jaar met haar samenwonen in haar eenkamerflat.
'Als dit tien jaar geleden was gebeurd, had ik het meteen gedaan.' Fabio zucht. 'Toen was ik nog jong en toen was alles nog heel makkelijk. Toen had ik nog een toekomst.'
'Kom, kom. Vierenveertig is nog niet zó oud.'
'Ik kan dit werk nog hoogstens tien jaar doen.'
'En misschien word je wel honderd, joh.'
'Nee, dan ben ik allang dementerend.'
'Dementerend?'
'Ik gebruik met mijn werk maar een piepklein deel van mijn hersenen, Elkie. Jij gebruikt de jouwe wel, maar ik de mijne helemaal niet.'
'Volgens mij gebruik jij ze genoeg.'
'Nee, Elkie. Met poetsen, train je je hersenen niet.'
'Maar jij denkt hartstikke veel na. Dat is ook trainen.'
'Hoe minder ze gebruikt worden, hoe eerder ze slijten. Ik verdwaal al steeds vaker, Elkie. Echt waar. Ook als ik in een straat ben, waar ik al eerder ben geweest.'
'O, maar dat heb ik ook,' zeg ik. 'Dat wil volgens mij niets zeggen over dementie.'
'Elkie, ik poets ergens, dan fiets ik naar huis en kijk ik televisie. En dan niks meer.'
'Ja?'
'Straks weet ik niet eens meer dat ik Fabio heet. Dan bel jij mij op en vraag je naar Fabio. En dan zeg ik: Fabio? Wie is Fabio?'
maandag 7 februari 2011
De verontwaardiging van de meisjes
En dan, terwijl je net geconcentreerd bezig was, komen ze allemaal weer terug. De één op je arm blijft aan je haar trekken en schreeuwt 'bal, bal, bal' in je oor. De ander eist dat zij óók naar het sprookjesbos toneelstuk wil, gaat prompt huilen omdat ze daar nog helemaal niet geweest is, en ze heeft op school ook haar vinger heel erg bezeerd. Intussen klimt de één op het podiumpje en valt er - als je je even hebt omgedraaid om de ander te helpen met het opnieuw maken van haar staart en het van dichtbij bekijken van de pijnlijke vinger - ook weer voorover vanaf. Met het gezicht op de vloer.
Je troost haar innig.
Ze bijt met haar twee hagelwitte ondertandjes in je neus. Je roept: 'au, au, au.'
De één schaterlacht, en de ander ook.
Je troost haar innig.
Ze bijt met haar twee hagelwitte ondertandjes in je neus. Je roept: 'au, au, au.'
De één schaterlacht, en de ander ook.
zondag 6 februari 2011
De mummie
We zijn naar het Allard Pierson museum geweest en hebben daar een mummie gezien. We zitten in de tram terug en Jeetje (5) leunt zwaar tegen me aan.
Na een tijdje zegt ze: 'Ik denk dat ik vannacht niet kan slapen.'
'Waarom niet?'
'Ik ben steeds zo bang dat die mummie tot leven komt.'
'Dat kan niet.'
'Nee, maar daar ben ik wel bang voor.'
'Gek eigenlijk,' zeg ik. 'Want de angst is volkomen irreëel.'
'Papa heeft van die film verteld,' zegt Jeetje met lage stem. (Noot: Papa verhaalde van Return of the mummy)
'Papa zegt maar wat. Zo'n film slaat nergens op.'
'Waarom máken ze die film dan?'
'Het is een universele angst, Jeetje. De dood en dat iemand daarna ineens weer tot leven komt. Maar het kàn dus niet. Fysiek al niet.'
'We zijn niet bang om van de brug te waaien,' zegt Jeetje.
'Nee,' zeg ik, 'terwijl dat wel zou kunnen gebeuren.'
'Ja?'
'Fysiek wel ja.'
'Maar waaròm draaiden ze zo'n dode man dan helemaal in doeken?' vraagt Jeetje tijdens het avondeten.
'Omdat ze dachten dat hij dan weer tot leven zou komen,' zegt Man.
'Maar. Dat. Kan. Dus. Niet,' zeg ik.
'Maar dat dàchten ze wel,' zegt Man.
'Dat is heel lang geleden,' zeg ik, 'dat ze dat dachten. Nog voor Jezus geboren was.'
En dan begin ik een heel verhaal over het doek waar de mummie in gewikkeld was. En hoeveel werk het moet zijn geweest om dat doek te vervaardigen. Dat we daar tegenwoordig fabrieken voor hebben, en toen...
Toen richtte Deetje (9 mnd) zich plotseling op. En ging voor het eerst op twee voetjes staan.
Na een tijdje zegt ze: 'Ik denk dat ik vannacht niet kan slapen.'
'Waarom niet?'
'Ik ben steeds zo bang dat die mummie tot leven komt.'
'Dat kan niet.'
'Nee, maar daar ben ik wel bang voor.'
'Gek eigenlijk,' zeg ik. 'Want de angst is volkomen irreëel.'
'Papa heeft van die film verteld,' zegt Jeetje met lage stem. (Noot: Papa verhaalde van Return of the mummy)
'Papa zegt maar wat. Zo'n film slaat nergens op.'
'Waarom máken ze die film dan?'
'Het is een universele angst, Jeetje. De dood en dat iemand daarna ineens weer tot leven komt. Maar het kàn dus niet. Fysiek al niet.'
'We zijn niet bang om van de brug te waaien,' zegt Jeetje.
'Nee,' zeg ik, 'terwijl dat wel zou kunnen gebeuren.'
'Ja?'
'Fysiek wel ja.'
'Maar waaròm draaiden ze zo'n dode man dan helemaal in doeken?' vraagt Jeetje tijdens het avondeten.
'Omdat ze dachten dat hij dan weer tot leven zou komen,' zegt Man.
'Maar. Dat. Kan. Dus. Niet,' zeg ik.
'Maar dat dàchten ze wel,' zegt Man.
'Dat is heel lang geleden,' zeg ik, 'dat ze dat dachten. Nog voor Jezus geboren was.'
En dan begin ik een heel verhaal over het doek waar de mummie in gewikkeld was. En hoeveel werk het moet zijn geweest om dat doek te vervaardigen. Dat we daar tegenwoordig fabrieken voor hebben, en toen...
Toen richtte Deetje (9 mnd) zich plotseling op. En ging voor het eerst op twee voetjes staan.
zaterdag 5 februari 2011
Contract
Bijna een half uur te laat, ben ik. Ik heb storm tegen. En eenmaal in Oud-Zuid ben ik die hele uitgeverij kwijt en de straatnaam ook. Ik fiets rondjes Museumplein en zie in de verte alleen Nieuw-Amsterdam nog liggen. Ze zien me aankomen. 'Kunt u mij de weg naar de Bezige Bij vertellen?'
Ik herinner me een poppenspeler uit Utrecht waar ik een stuk voor schreef. Ik zou bij hem komen eten en we zouden de thematiek bespreken. Identiteit geloof ik. Ik kwam drie kwartier te laat. Het schapenvlees stond allang op.
Toen we aan tafel zaten, keek hij me aan en zei: 'Mensen die te laat komen, hebben weerstand. Ze willen eigenlijk helemaal niet komen.'
Ik probeerde hem tegen te spreken, maar kreeg het oude schaap in mijn mond niet weg. Ik bleef maar kauwen en kauwen.
De geur van het vlees herinner ik me ook nog goed.
Maar daar heeft het niets mee te maken, dat ik gisteren te laat was.
Na mijn handtekening en de champagne, is er nog een feest in Felix Meritis. Dat komt mooi uit. Zie ik meteen de hele bups bij elkaar. Op de terugweg heb ik wind mee, alsof duizend moederlijke handen mij in mijn rug duwen.
Ik herinner me een poppenspeler uit Utrecht waar ik een stuk voor schreef. Ik zou bij hem komen eten en we zouden de thematiek bespreken. Identiteit geloof ik. Ik kwam drie kwartier te laat. Het schapenvlees stond allang op.
Toen we aan tafel zaten, keek hij me aan en zei: 'Mensen die te laat komen, hebben weerstand. Ze willen eigenlijk helemaal niet komen.'
Ik probeerde hem tegen te spreken, maar kreeg het oude schaap in mijn mond niet weg. Ik bleef maar kauwen en kauwen.
De geur van het vlees herinner ik me ook nog goed.
Maar daar heeft het niets mee te maken, dat ik gisteren te laat was.
Na mijn handtekening en de champagne, is er nog een feest in Felix Meritis. Dat komt mooi uit. Zie ik meteen de hele bups bij elkaar. Op de terugweg heb ik wind mee, alsof duizend moederlijke handen mij in mijn rug duwen.
donderdag 3 februari 2011
Veilig
Na anderhalf biologisch wijntje kon ik de fietsbrug niet meer vinden. Dus doorkruiste ik tegen middernacht de Indische buurt en het kwam mij allemaal niet meer bekend voor. Niets kwam mij nog bekend voor. Ik schreef - al fietsend - een WhatsApje naar Man met kkomdraan erop. En ik kreeg een fotootje terug van Man in flanellen pyjama in bed. Het tekstballonnetje zei: Ik wacht op je.
Nu alleen die brug terug nog.
Nu alleen die brug terug nog.
woensdag 2 februari 2011
Zaken van neurologische aard
'Ik had een oma die alles vergat,' zeg ik tijdens de woensdagmiddaglunch.
'Alles?' zegt Jeetje.
'Ze kon zich, toen ze heel oud was, niet precies herinneren hoeveel kinderen ze had.'
'Dat is lastig zeg.'
'Ja, maar dat was ze dus ook vergeten.'
'Wat?'
'Dat ze niet meer wist hoeveel kinderen ze had.'
'Het was niet lastig?'
'Nee,' zeg ik. 'Als je een heel, heel slecht geheugen hebt, vergeet je dat ook.'
'Een geheugen?' zegt Jeetje.
'Met het geheugen onthouden we dingen.'
'Is dat Engels voor hersenen?'
'Het geheugen zit ergens in de hersenen.'
Jeetje voelt aan haar hoofd.
'En dat je pijn voelt, zit óók al in hersenen,' zegt ze.
'Ja,' zeg ik. 'Hoe weet jij dat nou?'
'Heb ik op televisie gezien vanmorgen op school,' zegt Jeetje. 'Als je een wondje krijgt, gaat er een knopje aan en dat gaat naar je hersenen. En dan vertellen die jou dat je pijn hebt.'
'O, zo,' zeg ik. 'Maar goed ook dat de hersenen dat doen.'
'Het is fijner als je geen pijn hebt.'
'Ik heb eens iemand op televisie gezien die nooit pijn had. Die had per ongeluk zijn eigen lip opgegeten. Want hij voelde niet dat hij er op beet.'
'Maar dat kon hij toch in de spiegel zien?'
'Toen was het al te laat.'
'Gelukkig heb ik vaak pijn,' zegt Jeetje.
'Ja.'
We eten onze boterham verder op en we zijn blij met onze particuliere pijnpuntjes. En dat alles zo z'n nut heeft.
Na een tijdje zegt Jeetje: 'Maar kan ik dat ook nog krijgen?'
'Wat?'
'Dat ik ineens geen pijn meer voel.' Ze bijt zachtjes in haar lip.
Even later bespreken we de moeilijkheid van het hebben van nep-lippen, ten opzichte van het hebben van nep-tanden. Tot we concluderen dat we ze beter niet kunnen nemen.
'Dan eet je die plastic lippen per ongeluk ook nog op,' zegt Jeetje.
'Alles?' zegt Jeetje.
'Ze kon zich, toen ze heel oud was, niet precies herinneren hoeveel kinderen ze had.'
'Dat is lastig zeg.'
'Ja, maar dat was ze dus ook vergeten.'
'Wat?'
'Dat ze niet meer wist hoeveel kinderen ze had.'
'Het was niet lastig?'
'Nee,' zeg ik. 'Als je een heel, heel slecht geheugen hebt, vergeet je dat ook.'
'Een geheugen?' zegt Jeetje.
'Met het geheugen onthouden we dingen.'
'Is dat Engels voor hersenen?'
'Het geheugen zit ergens in de hersenen.'
Jeetje voelt aan haar hoofd.
'En dat je pijn voelt, zit óók al in hersenen,' zegt ze.
'Ja,' zeg ik. 'Hoe weet jij dat nou?'
'Heb ik op televisie gezien vanmorgen op school,' zegt Jeetje. 'Als je een wondje krijgt, gaat er een knopje aan en dat gaat naar je hersenen. En dan vertellen die jou dat je pijn hebt.'
'O, zo,' zeg ik. 'Maar goed ook dat de hersenen dat doen.'
'Het is fijner als je geen pijn hebt.'
'Ik heb eens iemand op televisie gezien die nooit pijn had. Die had per ongeluk zijn eigen lip opgegeten. Want hij voelde niet dat hij er op beet.'
'Maar dat kon hij toch in de spiegel zien?'
'Toen was het al te laat.'
'Gelukkig heb ik vaak pijn,' zegt Jeetje.
'Ja.'
We eten onze boterham verder op en we zijn blij met onze particuliere pijnpuntjes. En dat alles zo z'n nut heeft.
Na een tijdje zegt Jeetje: 'Maar kan ik dat ook nog krijgen?'
'Wat?'
'Dat ik ineens geen pijn meer voel.' Ze bijt zachtjes in haar lip.
Even later bespreken we de moeilijkheid van het hebben van nep-lippen, ten opzichte van het hebben van nep-tanden. Tot we concluderen dat we ze beter niet kunnen nemen.
'Dan eet je die plastic lippen per ongeluk ook nog op,' zegt Jeetje.
dinsdag 1 februari 2011
De nachtmerrie van de moeder
In het klaslokaal.
'Hee, je bent weer terug,' zeg ik tegen het meisje, 'wat leuk!'
'Even maar,' zegt de moeder.
'Hoe gaat het?' Ik wijs naar haar buik.
'Vandaag uitgerekend.'
'O, nou, dan móét het binnen twee weken komen.'
'Ik hoop vandaag,' zegt ze. 'Volgende week begint haar bestraling en chemo.'
'Ja, ja,' zeg ik.
'Maar ik voel niks,' zegt de moeder.
'Weet je al wat het wordt?'
'Ook een meisje.'
'O, leuk!'
De moeder kijkt naar haar oudste meisje dat aan het tafeltje zit. Naast Jeetje.
'Het mag niet terugkomen,' zegt ze, 'dan is het voorbij. Over.'
Jeetje en het meisje kijken tegelijk op.
'Maar nu is het weg,' zeg ik.
'Als we niets doen, komt het honderd procent zeker terug,' zegt de moeder.
Ik glimlach naar de meisjes.
'Ze weet niet wat haar te wachten staat.'
'Maar goed,' zeg ik.
'Haar armen en benen kunnen er tijdelijk verlamd van raken.'
'Ze zal straks ook wel eens een keer een kind willen zien,' zeg ik. 'Niet steeds al die volwassenen om zich heen die zo serieus kijken.'
De moeder knikt.
'Dan moet je het maar aangeven,' zeg ik.
De moeder knikt weer. Haar vollemaansgezicht glimt. Haar ogen zijn er bijna in verdwenen. Ze kan eigenlijk alleen nog maar aangeven dat deze nachtmerrie moet stoppen. Nu. Vandaag.
Dan gaat de schoolbel. Alle ouders verlaten de klas, maar de moeder blijft achter.
Veel langer dan normaal blijven we, vanachter het raam, naar ons eigen kind staan zwaaien, en zwaaien en maar zwaaien.
'Hee, je bent weer terug,' zeg ik tegen het meisje, 'wat leuk!'
'Even maar,' zegt de moeder.
'Hoe gaat het?' Ik wijs naar haar buik.
'Vandaag uitgerekend.'
'O, nou, dan móét het binnen twee weken komen.'
'Ik hoop vandaag,' zegt ze. 'Volgende week begint haar bestraling en chemo.'
'Ja, ja,' zeg ik.
'Maar ik voel niks,' zegt de moeder.
'Weet je al wat het wordt?'
'Ook een meisje.'
'O, leuk!'
De moeder kijkt naar haar oudste meisje dat aan het tafeltje zit. Naast Jeetje.
'Het mag niet terugkomen,' zegt ze, 'dan is het voorbij. Over.'
Jeetje en het meisje kijken tegelijk op.
'Maar nu is het weg,' zeg ik.
'Als we niets doen, komt het honderd procent zeker terug,' zegt de moeder.
Ik glimlach naar de meisjes.
'Ze weet niet wat haar te wachten staat.'
'Maar goed,' zeg ik.
'Haar armen en benen kunnen er tijdelijk verlamd van raken.'
'Ze zal straks ook wel eens een keer een kind willen zien,' zeg ik. 'Niet steeds al die volwassenen om zich heen die zo serieus kijken.'
De moeder knikt.
'Dan moet je het maar aangeven,' zeg ik.
De moeder knikt weer. Haar vollemaansgezicht glimt. Haar ogen zijn er bijna in verdwenen. Ze kan eigenlijk alleen nog maar aangeven dat deze nachtmerrie moet stoppen. Nu. Vandaag.
Dan gaat de schoolbel. Alle ouders verlaten de klas, maar de moeder blijft achter.
Veel langer dan normaal blijven we, vanachter het raam, naar ons eigen kind staan zwaaien, en zwaaien en maar zwaaien.
Abonneren op:
Posts (Atom)