'We gaan naar de hemel,' zei de schoonmaker laatst. En daar leek het ook op. Hoe hoger we kwamen, hoe lichter het werd.
De hemel is een opbouw die op de derde verdieping van ons huis staat. De hemel heeft een dakterras. Er hangen nog geen gordijnen en in het raamkozijn staat een halflege fles port met twee glaasjes erbij. De vloer is bezaaid met boeken en kranten. Sinds kort staat er ook een bank van mijn vriendin èn een houtkachel van mijn oom Dik Geurts. Nee, dat is mijn oom niet.
Ik heb wel een oom die een gigantische houtkloofmachine heeft uitgevonden. Sindsdien noemt hij zichzelf Houtklover.
'Je kunt er ook mensen instoppen, Elleke,' zei hij toen hij het ding aan mij demonstreerde. Houtklover is heel groot en hij heeft ook een heel groot stuk land. Hij en zijn vrouw hebben de buitenwereld in principe niet nodig om in leven te blijven. En geen enkele instantie.
Maar ik wilde zeggen dat we nu eindelijk een bank hebben, en dat man en ik dus toch nog steeds op de vloer zitten naast die bank. Gewoontedieren als wij zijn.
En 's avonds val ik dan in slaap op de vloer voor de houtkachel. Omringd door boeken en kranten. Altijd bang dat er een brandend houtblok op mij valt, maar nooit zó bang dat ik niet in slaap val. Want man is er. En twee verdiepingen beneden ons rust het kroost.
Zo ongeveer moet er in de echte hemel ook aan toe gaan.
zaterdag 26 februari 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten