zaterdag 11 april 2009

Het emmertje dat vernield zou worden

We waren bij het meertje in de waterleidingduinen in Overveen. Met een schep en een emmertje in de vorm van een kasteeltoren. Ik sloeg meteen een boek open,Jeetje liet wat zand door haar vingers lopen en man begon te graven. Hij vulde een emmer met zand, drukte 'm stevig aan en keerde de emmer om. 'Voila: een kasteeltoren,' zei hij. 'Kijk maar.'
Al gauw had een groepje jongens van een jaar of acht zich rondom hem verzameld. De bouwmeesters van de toekomst.
'Dat is niet goed gedaan, meneer,' zeiden ze. 'Die toren staat helemaal scheef. En die ook.'
'Dit is een bijzonder kasteel,' hijgde man.
De bouwmeesters snoven. Ze stonden met kaarsrechte rug naar hem te kijken. Uitstekende schouderbladen. In hun zwembroekjes. Kippenvel op hun lijfjes. Man, in zijn witte hemdje, ploeterde verder. Hij was helemaal bezweet. Als hij ver voorover boog om het beste zand te scheppen - zodat de torens nog veel steviger zouden worden - piepte zijn natte bilspleet tevoorschijn.
'Kijk eens Jeetje, papa heeft een kasteel voor jou gemaakt,' zei hij. 'Mèt een ophaalbrug. Kijk. Kijk nou.'
Jeetje liet het laatste beetje zand door haar vingertjes glijden voordat ze opkeek. Er stonden minstens twintig kasteeltorens rondom haar. Ze lachte kort naar man en ging maar eens pootjebaden. Ik sloeg mijn boek met een klap dicht. 'Je moet even stoppen en een slokje water drinken,' zei ik. 'Ik ga je nek insmeren. Die is al helemaal rood. Vooruit. Je hebt sowieso een heel rood hoofd.' Man protesteerde maar dronk toen toch mooi een hele fles water leeg.
'Kssjt,' zei ik. De kritische bouwmeesters dropen ook af.

'Mag ik het emmertje even van u lenen, meneer.' Een jongetje met dik blond haar in een scheve scheiding, gebleekte tanden, een spierwitte zwembroek tot op zijn knieën, stond voor man. Die ik net aan het invetten was. Man knikte.

Geen opmerkingen: