Ik haalde mijn hele klerenkast leeg. Van boven tot onder. En die van hem. Ik gooide al mijn kleren op bed. En die van hem. Ik voelde in de zakken van al mijn broeken. En in die van hem. Maar geen fietssleutel. Godverdomme geen fietssleutel.
Al drie weken fietste ik op een verroest krot. Al drie weken haalde iedereen me in, werd ik nagestaard, uitgelachen. Al drie weken fietste ik in de kleinste versnelling en kwam nauwelijks vooruit. Het niet beginnen van de lente in mijn hoofd. Mijn afstand tot de dingen. Mijn ogen die niet open gingen. Doordat ik die sleutel kwijt was.
Uiteindelijk keerde ik vanochtend het hele huis binnenste buiten. En klopte het uit, alsof het een tent was. Totdat ik iets hoorde rinkelen. Heel in de verte. Het was iets van ijzer. Een dingetje. Een sleuteltje.
Even later zat ik op de fiets. Op weg naar Jan van Mersbergen. En zijn allernieuwste boek. Ik droeg een rood trainingsjasje. Om mijn snelheid te accentueren. En de lente ook. Het mistte nog wel. Maar de mist zou zo optrekken, wist ik. De zon zou doorbreken. Ik zou leven.
Lezen! Zo begint het.
woensdag 1 april 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten