Met haar vingertje volgt de piepkleine de lijnen van de houten vloer en als ze een kruimeltje tegenkomt, oefent ze steeds opnieuw de pincetgreep. De laatste dagen weigert de piepkleine 's avonds te gaan slapen. Ze gaat, zodra je haar kamertje verlaat, zo hard te keer dat het lijkt alsof ze ter plekke vermoord wordt. Soms laten we haar een tijdje alleen met haar moordenaar. Dan luisteren wij naar het krijsen van het biggetje in het slachthuis. Maar het gaat niet voorbij.
Het is de fameuze acht maanden sprong, lees ik in de handboeken. De piepkleine vraagt zich af of wij ooit nog terugkomen als wij weg zijn gegaan. Nee, dat vraagt ze zich niet af. Ze is bang. Bang van niet. En dus gilt ze. En dus is ze stil als ze één van ons weer ziet. En zo maar door.
vrijdag 7 januari 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten