woensdag 30 december 2015

Beeldvorming

Mijn schoonzus was op bezoek. We hadden het over verandering.  Zij was in de loop der tijd wel veranderd, maar geen ander mens geworden, concludeerden we.  Het doet er uiteindelijk voor je persoonlijkheid niets toe of je vroeger niet van golf hield en nu wel.
'En wij?' vroeg ik toen, 'zijn wij veranderd? Of helemaal niets?'
Het bleef even stil. Ze keek van R. naar mij en weer terug.
'Geen verandering, is dat niet veel erger?' zei ik zachtjes.
'Jij bent wel echt ontzettend veranderd!'
'O ja?' Ik veerde op.
'Ja. Je was vroeger echt de schaduw van R.'
'Zijn schaduw?'
'Ja, je verschool je achter hem. We wisten totaal niet wie jij was. En nu, nu...'
'Nu sta ik zeker constant in het zicht,' zei ik.
R. glimlachte.
Ik dacht aan mij als zijn schaduw. Ik herinnerde me ook ineens iemand die lang geleden tegen me zei: 'het lijkt wel of ik je iets áándoe, door alleen maar koffie met je te willen drinken.'
Dat ging over mij.
'Pas toen je zwanger werd, kon je je écht niet meer verstoppen,' lachte mijn schoonzus.
We lachten. We weten allemaal hoe grotesk ik was. Met mijn aanwezigheid overschaduwde ik toen met mijn gemak de hele schoonfamilie.

dinsdag 29 december 2015

Kerst en zo


Man en ik gingen naar Berlijn. Drie dagen in een hotel in Prenzlauerberg. Daar waar je moet zijn, kennelijk. Of alweer niet moet zijn. Het gaat heel snel met plekken waar je wel en niet moet zijn. Het was interessant in Berlijn. Elke stoeptegel ademt geschiedenis. Dat is belangrijk voor mensen die op IJburg wonen en niet meer weten dat er een verleden was.
Nog voor ik ‘Het jaar van de kreeft’ uit had, landden we op kerstavond alweer in Dusseldorf en reden naar opa en oma en de kinderen. De kaarsjes brandden. De gevulde eieren stonden klaar. Daar had ik op gehoopt omdat wij vroeger altijd gevulde eieren aten op kerstavond. Bij elke feestelijke gelegenheid vulde mijn vader eieren.
Op eerste kerstdag waren het deze keer de twee zusjes die voor de traditionele kerstruzie zorgden.
Het ging over het toneelstuk dat ze dagenlang met z’n tweeën hadden voorbereid. Deetje durfde op het moment supreme niet meer op te treden. De zusjes schreiden, schreeuwden, gilden hoog, en scholden elkaar uit. Het ging van kwaad tot erger.
‘Ik wil Maria niet zijn,’ snikte Deetje.
‘Jij verpest alles,’ riep Jeetje in opperste wanhoop, ‘waarom doe je dat doekje nou niet gewoon om?’
Uiteindelijk heeft man de hele middag met z’n iPhone het toneelstukje van de geboorte van Christus opgenomen en na het gourmetten bekeken we met de hele familie – vader, moeder, broer en vriendin, man en ik – hoe de kerstengel de boodschap aan een prachtig gehoofddoekte Maria zond. De oogjes helder en klaar van alle tranen die gevloeid waren. We zouden met z’n allen meer moeten huilen.

donderdag 17 december 2015

Expliciet

We aten pasta carbonara bij Gerard van Emmerik. Zijn roman De nieuwe Kratz is nog niet zo lang geleden verschenen. Het gaat over een jongen die nieuwe ouders krijgt en probeert zich zo goed mogelijk aan te passen in de hoop niet weggestuurd te worden. Een herkenbaar boek. Niet alleen voor wezen. Het gaat ook over vader en moeder Kratz die een nieuwe zoon in huis nemen nadat hun eigen zoon zelfmoord gepleegd heeft.

Ik moet nu ineens denken aan een column die ik laatst schreef waarin een paar boektitels voorkwamen - waaronder die van mijzelf - en die niet geplaatst werd omdat het teveel reclame zou zijn. Ik moest meteen huilen toen ik het mailtje las. Te véél reclame voor boeken.
Het zou mooi zijn als iedereen nu daadwerkelijk naar de boekwinkel rende om De nieuwe Kratz aan te schaffen omdat ik het zeg.
Ikzelf kom om de dag wel een keer langs de Bruna op IJburg gefietst en zie steeds vooraan op de tafel dat kleine, onveranderlijke stapeltje van vier liggen. Mijn verzamelbundel Lastmens en andere verhalen. 

Gerbrand Bakker, die net een enorm dik Privé domein boek heeft afgerond en er ook was, natuurlijk met zijn hond Jasper, zei dat hij dit boek van Gerard anders vond dan zijn andere boeken omdat het min of meer 'goed' afliep. Er zat meer mededogen in. Hoop.

'Heb ik jou al wel eens gezegd wat ik van jouw boek vond?' zei hij toen. 'De weg naar zee.'
'Nee,' zei ik en stak een handvol pinda's in mijn mond.
'Ik vond het zo naar,' zei hij. 'Wel goed geschreven en zo, maar ik werd er zo ontzettend naar van.'
'Dat is het misschien ook wel,' zei ik glimlachend.

Ik herinner me een interview met Gerard van Emmerik waarin hij zoiets zei als: 'Ik vind het leven best leuk zolang ik de donkere kant ook maar ergens kwijt kan.'
Ik kon me daar in vinden.
Maar de neiging om de zwarte, onverbiddelijke kant op te gaan is bij mij wel heel groot. Iets anders uitproberen, of er op z'n minst over nadenken, is interessant.  (Al vind ik het niet per se slecht als mensen zich naar voelen bij het lezen van een boek.)

Ook Ellen Heijmerikx en Anja Sicking waren op het etentje. Van Ellen kwam een tijdje terug En nooit was iets gelogen uit. Een prachtige, en ongelooflijk knap geschreven, caleidoscopische roman over de vluchtelingen van de Spaanse Burgeroorlog. Zij heeft wel veel mededogen voor haar personages, maar hen overkomen de vreselijkste dingen en ze proberen zich staande te houden. Bij mij denken ze vaak de vreselijkste dingen.
Van Anja Sicking komt in februari Ferrari's in de hemel uit. Haar vierde roman. Die kun je vast nu al bestellen. Ik weet niet precies hoe het in haar boek zit met de verdeling narigheid en hoop.

Dit stukje is heel anders geworden dan ik van plan was.
Ik wilde het hebben over hoop en liefde en identificatie met je personages en je leven.
Maar het werd dit stukje. Waarin ik oefen expliciet te zijn.

maandag 14 december 2015

Weekend observaties


Tijdens mijn zondagochtendrondje door het Diemerpark - het was prachtig weer, heel IJburg rende er voor zijn leven, met oordopjes in, maar goed, ik holde daar dus ook en ik luisterde naar een Nooit Meer Slapen Podcast tot mijn telefoon leeg was. Een Belgische schrijver vertelde over een vriendin die met een fles tomatenketchup in haar handtas rondloopt, zodat ze zichzelf er - bij een aanslag - meteen mee kan besmeuren en voor dood kan doorgaan.

Ik rende langs een kraai die in een dood konijn aan het pikken was. Zijn oortjes stijf rechtop in de lucht. 'Dat is nu eenmaal de natuur,' legde een moeder uit aan haar kind. Ze rekte de u op ondraaglijke wijze. Zoals alleen moeders dat kunnen doen.

De Kerstboom staat weer in ons huis. Compleet met knipperende gekleurde lichtjes en eronder een kerststal. Ik denk dat wij de enigen in heel Nederland zijn met een wc-tje in de kerststal. In een discreet hoekje gepositioneerd. Wc-deksel naar beneden.

Op zondagavond wordt het onderwerp 'zomervakantie' aangesneden. De meisjes waren vorig jaar met hun vader op een theaterkamp in Frankrijk. Het was de leukste vakantie van hun leven en ik was lekker alleen thuis. Een win-win situatie zou ik denken.
'Maar ga jij dit jaar wél mee?' vraagt Deetje dan.
'Ik?'
'Ja?'
'Ik denk het niet nee. Waarom?'
'Omdat... anders mís ik jou zo.'
'O.' Ik lach.
'Ik heb jou zó gemist,' zegt ze. 'Ik heb jou gemist, mama.'
Ze kijkt me aan. Ik moet er van giechelen.
Deetje barst in huilen uit, schuift haar bord opzij, legt haar hoofd op tafel en schreeuwt: 'Dat is écht waar. Ik heb je écht gemist.'
'Ik lach je niet uit, Deetje,' zeg ik snel. 'Ik lach omdat ik niet verwacht had dat jij mij gemist had.'
Ik lachte denk ik vooral omdat ik zoveel plotselinge, onversneden, rechtstreekse liefde aan mijn adres helemaal niet aan kon. Als dit huilende meisje mij mist, zal ik met haar mee gaan, overal naartoe. Net zolang tot ze me zat is.

's Avonds, als ik haar haren aan het wassen ben, kom ik er nog op terug: 'Waarom zeg je het nu pas?'
'Ik durfde het niet te zeggen. Ik wou het wel, maar steeds als ik het bijna ging zeggen, was jij alweer met iets anders bezig.'
Ook dat nog.

donderdag 10 december 2015

Vreemde dingen

Het is voor negenen in de ochtend. Het is niet druk in de Albert Heijn. Ik ben de enige bij de kassa. Op de loopband heb ik een fles Glorix, Antikal en Ajax gelegd, een tros bananen, een zak peren, appels en rijstnoedels (om eens Van Mersbergen-precies te zijn).
De caissière haalt de producten razendsnel langs de scanner. Ik stop mijn pasje in het pinapparaat.
Ik heb mijn drie espresso's al op maar kan mijn ogen nauwelijks open houden. Ze lijken extreem zwaar. Staande aan de kassa komt de droom van vannacht terug. Mijn oogleden en wallen zijn zodanig opgezwollen dat ze aan elkaar plakken en mijn zicht belemmeren. Het is ouderdom. Niets aan te doen.
Ik bevoel mijn ogen.
'Wilt u sekszegels erbij?' vraagt de caissière.
'Sorry?'
'Wilt u sekszegels erbij?'
'Nee, bedankt.'
Ik stop de spullen geroutineerd in mijn tas en verlaat de winkel.

Op mijn telefoon komt een mail binnen van een boekhandel die mij een datum voorstelt om voor te komen lezen.
'Ik hou van je,' staat er onderaan het bericht. En dan de naam van de boekhandelaarster.


dinsdag 8 december 2015

Onheilsprofeet

Een half uur te vroeg kom ik de sportschool binnen, de sportleraar leest de bijbel op z'n e-reader. Hij vertelt me dat mensen niet geschapen zijn om dood te gaan. Sterven is iets voor zondaars. 
'Potdorie,' zeg ik. 'Veel zondaars around me.'
Hij zegt dat er mensen bestaan van wel 930 jaar oud.
'Alles bestaat bij de gratie van geloof,' gaat hij verder. 'Als je een zaadje in de grond stopt, dan geloof je dat er een plantje uit groeit. Waar of niet?'
'Daar ga ik van uit,' zeg ik, 'als je het water geeft.'
'Ergens vanuit gaan, is hetzelfde als geloven.'
Dat het plantje ook groeit als ik er geen lor van geloof, gelooft hij niet.
'Als je het niet gelóóft, groeit er niets.'
Ik kan nu wel weer een stukje gaan schrijven over de sportleraar & zijn geloof. Maar dat is veel te makkelijk. Hij gelooft dat mensen 930 jaar oud kunnen worden. De eeuwigheid bestaat. Hij heeft het nodig om niet zwart te worden van binnen. God is liefde, volgens hem. Hij gelooft dus in de liefde.
Ik wilde opschrijven 'en ik geloof in niks'. Maar dat is niet helemaal waar, of helemaal niet, ik ben behoorlijk gelovig. Ik geloof namelijk dat alles mis gaat. Dat het niet goed komt. De onheilsprofeet, dat is de mijne.
Dat is in feite net zo goed ridicuul als het geloof in een god die het beste met je voor heeft. Nog veel ridiculer. Je hebt er zelf veel minder profijt van. In de tijd dat je leeft.

maandag 7 december 2015

Jonathan Heather de Serrano

Ik rende vannacht naar beneden voor een pen om de naam Jonathan Heather de Serrano op te schrijven. Jonathan Heather de Serrano was, in mijn droom, de échte naam van mijn zwijgende cursist.
Ik heb namelijk, in de realiteit, een cursist die zwijgt.
Na zeven lessen heeft de jongeman nog altijd niets gezegd.  Hij geeft geen commentaar op de anderen, hij schrijft niets, hij praat niet, hij zit daar maar kaarsrecht in de klas. Met een leeg schrift.
Ik weet niet wie hij is, wat hij komt doen als hij niet schrijft, en besluit hem na een paar lessen maar een beetje te negeren, - misschien gaat-ie op een dag wat zeggen, misschien heeft-ie een lange aanloop nodig,  ikzelf heb tenslotte het eerste jaar op de kleuterschool óók alleen gezwegen, gekeken en niet gespeeld, hij is nog jong, hij zou uitzonderlijk verlegen kunnen zijn, je moet daar nooit al te veel nadruk op leggen, weet ik uit ervaring - maar hoe meer ik hem negeer, hoe groter het mysterie en hoe meer aandacht hij in feite trekt.
Nu verschijnt hij zelfs al in mijn dromen als Jonathan Heather de Serrano. Maar ik weet nog altijd niet wat hij wil. Waarom hij met een schuilnaam in mijn schrijfklasje zit.

donderdag 3 december 2015

Aardgaswinning

In de vroege ochtend, we wandelen met z'n drieën naar school, wil de vijfjarige weten hoe het gas in de auto komt. Waar het gas vandaan komt eigenlijk? Hoe het eruit ziet.
'Waarom wil ze dát nou weten?' vraagt de tienjarige. 'Gas.'
'Ja, gas,' zeg ik.
Het wordt steeds duidelijker hoe verschillend de zusters zijn. De tienjarige was al jong met allerlei existentiële kwesties bezig. Wie is de mens en waarom. Met dat soort vragen kan ik ook heel goed uit de voeten.
De vijfjarige echter kan niet nalaten mee te rijden als ze in de auto zit. Ze houdt in de gaten hoeveel benzine of gas er nog in zit. Of we weten dat er bijna getankt moet worden. Of we wel de goede kant op gaan. En dus ook waar het gas vandaan komt. Wat gebeurt er als het op raakt?
Terwijl de tienjarige en ik dromerig voor ons uit staren. Het zal ons een zorg zijn hoe het ding rijdt, als het maar rijdt.
's Avonds kijken we een Klokhuis-aflevering over aardgaswinning. Het blijkt behoorlijk interessant voor ons alledrie. Als je je er maar in verdiept.


woensdag 2 december 2015

Te laat

Ik mailde dat het echt goed met me ging. Beter dan ooit eigenlijk. Je kon van opbloeien spreken. Leven. Dat soort woorden gebruikte ik. Zodra je zo nodig meent te moeten melden dat het echt goed met je gaat, moet je oppassen. Dat wist ik toen ik het schreef al. Ook wist ik dat dit soort beweringen onzin waren. Kinderachtig. Ze behoorden definitief tot het verleden. Net zoals de onheilsgedachte: alles zal mislukken als ik niet vóór ze op de bel gedrukt heeft, de voordeur al heb geopend.
De bel ging. Op exact hetzelfde moment trok ik de voordeur open. Te laat. Vandaar.

zondag 29 november 2015

Bot

Tijdens het rennen luisterde ik naar het radioprogramma Nooit meer slapen. Een interview met de documentairemaakster Marijn Frank die aan vlees verslaafd is en net een documentaire over vlees gemaakt had. (Die ik nu heel graag wil zien. Wat een boeiend onderwerp! ) De presentatrice vroeg op een gegeven moment of ze ook zo van het afkluiven van kippenpoten hield - ja - en dat dat misschien iets zei over haar karakter. Misschien was ze iemand die letterlijk tot op het bot wilde gaan?
Ze wilde weten hoe het zat. Ze nam geen genoegen met halve waarheden. Elke steen zou bovenkomen.
Meteen zag ik mijzelf en de karbonade in de keuken van mijn ouders. Botjesvlees noemde ik het vroeger. Je kon mij als kind niet gelukkiger maken dan met botjesvlees. Het werd pas echt interessant als ik in de buurt van het bot kwam. Het punt waarop het echte kluiven begon. De allerlaatste vetrandjes die ik er met mijn tanden afschraapte. Hoe ik aan die keukentafel zat met zo'n bot in mijn smalle, kleffe handen. Ik weet nog hoe ik zat te azen op de botten van mijn ouders. Hoe ik scherp in de gaten hield of ze die niet te ver aan het afkluiven waren.
Meestal kreeg ik ze wel, omdat ze niet zo veel van bot hielden als ik, en al helemaal niet van vettige handen.

woensdag 25 november 2015

Niets met liefde

We stonden in de boekhandel naast de hapjes, we hadden een glas wijn in onze hand. Het was net na de presentatie van 'Meer Oost'.  Ik had een deel van het Het schot voorgelezen, een verhaal dat in 'Lastmens en andere verhalen' staat en ook in die bundel is opgenomen. Het gaat over iemand die op een nacht plotseling getroffen wordt door een kogel. Het moment waarop leven en dood elkaar raken en alleen de spijt overblijft.
We hadden het over de nieuwe verhalenbundel 'Er moet iets gebeuren' van Maartje Wortel. Het verhaal De schrijver 2 waarvan we zwaar onder de indruk waren. We spraken over het onderzoek naar de liefde dat in haar werk vaak terugkomt.
Ikzelf heb juist helemaal niets met liefde, zei ik. Ik hoorde mezelf nogal flink de nadruk leggen op helemaal niets.
Ze zei:  Nee, jij hebt weer heel veel met ziekenhuizen.
Ziekenhuizen?
Ja, waarom schrijf je eigenlijk zo veel over ziekenhuizen?
Hier had ik nooit over nagedacht. Ik had niets bijzonders met ziekenhuizen. Ja, ik was er geboren. Maar in enkele van mijn verhalen kwam inderdaad een ziekenhuis voor. Daar had ze een punt.
Er gebeurt altijd wel iets in een ziekenhuis, zei ik snel.

Dit en de zin 'ikzelf heb juist helemaal niets met liefde' is de afgelopen drie dagen rond blijven zingen.
Zoals de zin 'je moet de juiste engelen volgen' me nu al zeven dagen achtervolgt.
Totdat ik het verband eindelijk zie, misschien.

vrijdag 20 november 2015

Oorsprong

'Wie is eigenlijk de moeder van sinterklaas?' vraagt de vijfjarige als ik haar in bed leg.
'De moeder van Sinterklaas.'
'Ja?'
'Sinterklazina misschien?'
'Sinterklazina? Heet ze zo?'
'Dat weet ik niet.'
'Heeft Sinterklaas geen moeder?'
'Iedereen komt inderdaad uit een moeder.'
'Ja,' zegt ze. 'Behalve ... de wereldbol.'
'Waar zou die dan vandaan komen?' vraag ik.
De vijfjarige heeft geen idee.
'Sommigen denken dat God de wereldbol heeft gemaakt,' zeg ik.
'Wie is God?'
'Sommige mensen geloven in God.'
'Van godverdomme?'
'Ja, van godverdomme.'
'Maar wie ís God? Ze kijkt haar kleine slaapkamer rond. Ik haal mijn schouders op.

woensdag 18 november 2015

Leesbevordering


'Wanneer komt je boek?' vroeg een collega die naast me stond in een stampvol Paradiso. Er werd een nieuwe uitgeverij gelanceerd. Het deed me denken aan het boekenbal. Maar dan een hipper en jonger publiek. Het was lang geleden dat de literatuur op één avond meer dan duizend mensen trok. Al weet ik niet of het alle aanwezigen puur om de literatuur ging. Ver weg, waar anders de popsterren staan, stonden nu de nieuwe uitgevers. De één in pak met wit vlinderdasje, de ander droeg gewoon een zwart t-shirt met jeans.
'Ik gok op het najaar,' zei ik tegen de collega, 'er is wel net een verzamelbundel uit. Met oud en nieuw werk.'
'Wanneer?'
'Twee weken geleden.'
'Daar heb ik helemaal niets van meegekregen.'
'We willen het ook een beetje stilhouden.'
Het programma begon. Toen we met onze handen het teken van de nieuwe uitgeverij moesten maken, kreeg het geheel een sektarisch trekje. Op het podium de overdonderde sekteleiders. Superemotioneel waren ze Een spelletje was uit de hand gelopen, nu keken ze naar een zaal vol volgelingen. Nu runden ze een uitgeverij. Door hun vier schrijvers werd gesproken over vertrouwen, liefde, geluk, lezers en aandacht.

We kregen hun eerste boek 'Er moet iets gebeuren'' van Maartje Wortel mee naar huis. Ver na middernacht begon ik met lezen. Daar is het tenslotte allemaal voor bedoeld.



zaterdag 14 november 2015

Oorlog


'Is het oorlog?' vraagt de vijfjarige aan de ontbijttafel.
'Nee, hier niet.'
'Is het wel ergens oorlog?'
'Ja.'
'Komt de oorlog hier naartoe?'
'Nee, daar letten we goed op.'
'Maar wat ís oorlog eigenlijk?'
Ik leg uit - natuurlijk in glasheldere, concrete bewoordingen - wat oorlog is. Ook de vluchtelingen in ons land (in onze stad, om de hoek, aan de Polderweg) komen aan bod.
'Hier in de straat staat nog een huis te koop,' zegt ze.
Ik vertel haar dat al die vluchtelingen niet zomaar huizen kunnen kopen.
'Als wij moeten vluchten, nemen we dan wel NoeNoe en Ronnie mee?' vraagt ze.
'Ja.'
'En de bank?'
'De bank niet.'
'Als Ronnie maar weer terug is, als wij moeten vluchten.' Ze kijkt zorgelijk om zich heen.
Na het ontbijt, gaat ze op de grond liggen. Het is oorlog bij playmobilpoppetjes in het ingestorte playmobilhuis. Iedereen moet vluchten. Hoge stemmetjes.

vrijdag 13 november 2015

Bezinken

Ik heb het de laatste dagen zo druk met het laten bezinken van dingen dat het lijkt alsof ik nergens anders meer tijd voor heb. Het kan op een bepaald moment in je leven zo lopen dat alles op hetzelfde moment ineens bezinken moet.
Dat moment is voor mij kennelijk nu aangebroken.
Alles dwarrelt maar. Ik wacht netjes tot het bezinksel ergens op een bodem terechtgekomen is.
En dan nu wat minder cryptischer zaken: ik werkte vandaag aan een hoorspel, ik belde de kapper af omdat er ineens een gruwelijk noodweer uitbrak, ik zag het Sinterklaasjournaal dat op sommige scholen verboden is omdat het over duivelse krachten gaat.
Het artikel Nader tot Hem in de Groene heb ik nog niet gelezen. De briefwisseling tussen Stephan Sanders en Yvonne Zonderop over hun nieuwe hang naar het religieuze. Morgen in Trouw staat mijn stukje over het debuut van Nell Zink. Hoe toepasselijk.

dinsdag 10 november 2015

Boek

De marketingdame, de redacteur en ik zitten in de IJsbreker. Alledrie doorweekt. Want op weg naar het café middenin dezelfde hoosbui beland. Nog voor de muntthee er is, wordt de plastic tas over tafel naar me toegeschoven. Alsof het hier om een geheime drugsdeal gaat. Het gaat om boeken. Er zitten er vijf in de tas. Lastmens en andere verhalen. Een keuze uit eerder gepubliceerd- en nog niet eerder gepubliceerd werk. Een heruitgave met wat extra’s, plus een mooie inleiding van Esther Gerritsen. We zitten middenin het verhalentijdperk, dat is goed. Al lees ik ook overal dat de dikke roman weer helemaal terug is van weggeweest. We zitten waarin we willen zitten, dat is nog beter.
Op de terugweg, in het duister, een nog veel hevigere hoosbui. De wind duwt me alle kanten op. Met fiets en al daal ik de brugtrap af. Er hijgt een man in mijn nek. Een raar mannetje. Loopt veel en veel te dicht op me. Ik denk aan ongewenste intimiteiten en drijfnatte boeken.
‘Je eigen boeken op je rug dragen, is natuurlijk niet erg,’ had de redacteur gezegd.
‘Nee,’ had ik geglimlacht.
Het rare mannetje roept iets. Snel spring ik opzij.
‘Ik heb geen remmen!’ Hij spurt me voorbij met zijn fiets aan zijn hand. ‘Je zult wel denken dat het een smoes is.’
Geen remmen en geen tanden, dát is pas erg.


zaterdag 7 november 2015

Lakens

In een liefdeloze kroeg zat ik op een vriend te wachten die weer eens te laat was. Afgrijselijke achtergrondmuziek.
'Ga je mee lakens kopen in Caïro? Het lijkt me leuker om met jou lakens te kopen dan alleen,' appte een vroegere vriendin die in Kenia woont.
'Is goed,' typte ik.
'Of wil je liever naar Dubai?'
'Nee, Caïro.
'Cairo, it will be!'
'Wanneer?'
'Over twee en een halve week. Ik heb lakens nodig voor mijn nieuwe guesthouse.'
'Prima. Ik moest toevallig op korte termijn naar Caïro voor research.'
'Komt dat even goed uit.'
'Wat ik niet helemaal begrijp, waarom moet je die lakens in Caïro kopen?'

De vriend ging tegenover me aan het tafeltje zitten. We bestelden koffie.
'Ik ga lakens kopen in Caïro,' zei ik.
'Goed verhaal.'
We kletsten. Na een tijdje zei ik: 'Het punt is ik vertrouw je niet.'
Het was voor het eerst dat ik zoiets hardop tegen iemand zei. De wereld verging niet. De ander ontstak niet woede. Ikzelf ook niet. Niemand was compleet van de kaart. Hij knipperde kort met zijn ogen en zei dat hij het niet leuk vond om te horen. Ik zag dat hij dat meende.  Maar helemaal vertrouwen deed ik het niet.


dinsdag 3 november 2015

De echte parallelweg

De jongens en meisjes van de Parallelweg in Culemborg reageren enthousiast op het gelijknamige verhaal uit de verzamelbundel Lastmens en andere verhalen die maandag in de boekhandel ligt.
Het is alleen de naam die ik gebruikt heb. Vanwege de dubbele betekenis, denk ik.
De Parallelweg. De plek waar iedereen die daar terechtkwam zich meteen thuis voelde. Zo erg thuis dat sommigen meteen besloten er te blijven. 'Dit huis is van niemand, dus het is ook mijn huis!'
Eigenlijk ben ik nooit ergens meer thuis geweest dan aan de Parallelweg. Dat is waarschijnlijk een behoorlijk geromantiseerd beeld. Romantiek, melancholie & vrijheid dat was de sfeer daar. Een oude, gekraakte boerderij aan het spoor in Culemborg. Met natuurlijk een geest in de kelder. De oude Denenkamp floot en zong op stormachtige dagen. Ik studeerde nog, sommigen waren net klaar met studeren. Allemaal theateracademie. We dronken veel brandnetelthee. We lagen in het hoge gras met tijdschriften. We droegen klompen. Ik schreef een toneelstuk waarin de schapen die in de weilanden ronds ons huis graasden een belangrijke rol speelden. Er was de hooizolder waar de jongen was gaan wonen die verdriet had - volgens mij was het liefdesverdriet - en die zijn motor in de deel stalde. Het is De Deel, maar we noemden het Het Deel. Omdat we geen echte boeren waren.
Met een paar van de jongens en meisjes van de Parallelweg maakten we een toneelstuk. Het heette Voederbieten & Schuimende Melk. Ik schreef het stuk n.a.v. improvisatie. Het ging over twee boerenbroers met een extreem dominante moeder op zolder, en op een dag arriveerde er een meisje uit de stad dat bij hen introk. Er kwam onderling wel gedoe van. Het stuk is nooit ergens opgevoerd. Ik geloof dat iedereen dat ergens nog steeds wel jammer vind. Er was verschil in ambitie, het was het begin van het einde van die periode aan de Parallelweg.

maandag 2 november 2015

Mist

Kwetsbaarheid is één van de grootste talenten van de mens. Kwetsbaar durven zijn opent de weg naar verbinding en contact met de mensen om ons heen. Dit zei Dirk De Wachter in een artikel in de Morgen. Ik zag daarnet ook al een TEDx filmpje over kwetsbaarheid & schaamte. Het wordt vaak verward met zwakheid. Het tegendeel is waar. Het is sterk en getuigt van moed.
Ik kan heel goed sterk en moedig zitten zijn, zo in mijn kamer hier. Als de hele wereld is verdwenen in een dikke grijze mist en er niets of niemand is om je voor te schamen.


woensdag 28 oktober 2015

Power of not yet.

'Mama, ken je de Power of not yet?' vraagt Jeetje (10) als ik haar naar bed breng.
'Not yet.' Ik ga naast haar zitten.
Ze vertelt over de theorie van Carol Dweck die ze vandaag op school hebben geleerd en dat er twee manieren zijn om over problemen na te denken. Dit probleem is te moeilijk voor mij, ik ben te dom. Of je denkt: Dit probleem heb ik nog niet opgelost. Leuk.
'O ja,' zeg ik. 'Dat kan ook! Leuk!'
Het meisje naast me praat geestdriftig over de hersenstam, weggetjes die er gemaakt worden, neuronen, dendrieten en axonen. Over manieren van leren, haar eigen manier van probleemoplossen.
'Dendrieten en axonen?' Ik voel ergens vaag iets oplichten en meteen weer uitdoven. Dendrieten. Ik kan haar nu al niet meer volgen en ze zit nog maar in groep zeven. Wat heeft ze aan mij?
'Ik denk eerder negatief, mama,' zegt ze. 'Al was negatief niet het goede woord volgens de juf.'
'Nee, dat zal wel niet.'
'Ik ga het gewoon nog leren,' zegt ze. 'De power of not yet.'
'We gaan het leren.' Ik stop haar strak in. Zoals mijn moeder dat vroeger bij me deed.
 's Avonds zit ik op de bank, met een deken om me heen, in het pikdonker, en bekijk TEDx filmpjes van die Carol Dweck - The power of believing you can improve - alsof het porno is.

vrijdag 23 oktober 2015

Honderden gelukzoekers

'Honderden gelukzoekers naderen Gennep. Zeer waarschijnlijk: honderden alleenstaande moslimmannen.'
De VVDfractie van die gemeente waarschuwt haar inwoners in een plaatselijke krant voor een dergelijke inval.
Toine Heijmans schrijft er vandaag over in een column in de Volkskrant. Ik kom daar zo ongeveer vandaan, daarom ben ik er altijd als de kippen bij als Gennep in een landelijke krant tegenkom. Mijn Gennep.
Ik zie de honderden alleenstaande moslimmannen de Maasbrug over komen, schreeuwend, moordend, de Gennepse vrouwen verkrachtend, waaronder natuurlijk mijn moeder die net op de markt was om leuke gekleurde stofjes uit te zoeken voor een nieuwe patchworkdeken.
- Sorry moeder, ik weet dat je allang geen patchworkdekens meer maakt. Dat was ooit een hobby. Maar het paste nu zo mooi in het stukje. Snap je? Patchwork. -
Het zit er dik in dat het kleine stadje binnenkort bestuurd wordt door de arabieren. Het heeft in de loop der geschiedenis al onder Pruisisch, Frans en Belgisch bestuur gestaan en nu komen daar die honderden alleenstaande moslimmannen om het roer over te nemen. Het boek van Houellebecq wordt waarheid in Gennep.
De messcherpe visie van de VVDfractie van de gemeente Gennep op asielzoekers is dan ook 'Ga weg.'

In Heijmans' column lees ik: 'In Gennep wonen geen asielzoekers, maar de kans dat ze komen is groot.'

zondag 18 oktober 2015

Spelen


Er zijn mensen die spelen en er zijn de anderen. Ik hoor het liefst bij de eerste categorie. Maar tegenwoordig - het zijn natuurlijk ook ernstige tijden - blijk ik hoe langer hoe meer één van de anderen te zijn.  (Mijn moeder denkt veel na over haar werk, schreef Jeetje voor iets op school.) Er is de neiging mij bloedserieus op De Zaak (of wat dan ook) te richten.
In plaats van te doen wat er in mij op komt, mijzelf te vermaken, er al pingelend op de toetsen achterkomend wat het is, waarom het is, erop vertrouwend dat het iets is.

Gisterochtend na de training hield de sportleraar me staande.
'Hoe voelde je je na ons gesprek?' vroeg hij. We bevonden ons tussen het sportzaaltje en de kleedruimte in. We keken snel om ons heen alsof we het over een drugsdeal hadden.
'Interessant,' zei ik.
'Ja, hè.' Hij lachte opgelucht. 'Het helpt echt. Je zal zien. Het maakt je minder sloom en somber en...'
De sportleraar straalde.
'Dat jij zei dat je wist wie ik was, vond ik interessant,' zei ik. 'Dat moet je me een andere keer nog maar eens uitleggen.'
Hij lachte weer.
'Maar ook een beetje eng,' voegde ik eraan toe.
'Het ís ook eng,' zei hij.

's Avonds deed ik mee met de Vorlesebühne in Utrecht. Daar had de sportleraar niets te zoeken. Korte absurdistische teksten, dialogen, vreemde muzikanten, bij elkaar gekomen in een oude molen. Maar ergens was er een overeenkomst. Het had allemaal iets met spelen te maken, verzinsels, wendingen, verhalen, toeval, volgorde, publiek. Erop vertrouwend dat het iets is.

donderdag 15 oktober 2015

Wie wil dit lezen?

We zaten in carrévorm, ik achter de lessenaar.  De weg naar zee stond twee uur lang pontificaal op haar tafel. Ik keek er steeds tegenaan.
'Mag ik het uitlenen aan iemand anders van de groep?' had de cursiste me gevraagd.
'Het is jouw boek, toch?' zei ik.
Ze zette het boek rechtop. Daar stond het.
We waren bezig met de onderhuidse spanning van een tekst. Hoe zorg je ervoor dat je door wil lezen terwijl er niets bijzonders gebeurt. Hoe zet je spanning op een tekst?
Na de les pakten we onze tassen in, de cursiste had De weg naar zee in haar hand: 'Wie wil dit lezen? Wie wil dit lezen?'
Sommigen zeiden nooit iets te lezen, anderen hadden al genoeg boeken op hun nachtkastje liggen.
'Het leest héél makkelijk weg,' zei ze. 'Het zijn drie verhalen.'
Ik dacht aan de titel van de nieuwe bundel van Sylvia Hubers: Hier moet ik ingrijpen.
'Het zijn geen drie verhalen. Dat niet.'
'Jawel,' zei ze.
'Nee.'
'Je hebt ze zo uit,' ging ze door. 'In één ademtocht. Echt vlot geschreven!'
'Je hebt het over mijn vorige boek.'
'Geef maar aan mij,' zei tenslotte iemand. 'Ik wil wel eens iets van de juf lezen.'

Die avond zag ik de priester Antoine Bodar in een tv-programma die over de 1200 boeken in zijn kast sprak alsof het zijn vrienden waren.

dinsdag 13 oktober 2015

Geloof

We hadden een half uur gesport en dronken nog een kopje thee, twee buurvrouwen en ik. We hadden het over rape-drugs. Onze sportleraar van honderdzes kilo schoof bij ons aan tafel.
‘Jullie gebruiken toch geen drugs?’ zei hij.
‘Natuurlijk niet.’
‘Je moet elke dag van het leven genieten,’ zei hij.
Dat vonden wij ook.
De sportleraar nam een kussentje voor in zijn holle rug en daar kwam het geloof om de hoek kijken. Er volgde een sprookjesachtig verhaal over zijn wonderbaarlijke genezing en oude mensen die als engelen op zijn pad kwamen toen hij het echt niet meer zag zitten. Er kwamen dromen in voor waarin god tot hem sprak. Het was mooi. Ik ben altijd geïmponeerd door mensen die echt in iets geloven. Door hun zelfverzekerde voorkomen. De waarheid die zij wel kennen en ik niet.
Toen de boze geïntroduceerd werd, werd de sfeer allengs beklemmender. De gipsen wand moest dicht omdat de mindfullnesstraining in het belendende zaaltje begon. We bevonden ons in een afgesloten, spierwitte ruimte. Een wachtkamertje voor de hel óf de hemel, leek het. De thee was allang op. De sportleraar begon Engelse spreuken te zeggen. God verloor zijn mildheid een beetje vond ik. Als je je niet aan hem overgaf, waren zijn straffen niet mals.
‘Ik weet wie jullie zijn.’ Eén voor één wees hij ons tenslotte aan. ‘Ik weet wie je bent.’
‘Wat goed,’ zei ik zacht.
‘De volgende keer vertel ik het.’ In één keer schoof hij de muur tussen ons en de rest van de wereld open. Voor hij de nacht in verdween, zei hij nog: ‘er wonen veel meer mensen in jullie. ‘

vrijdag 9 oktober 2015

Schuld

Ik scheurde in tweeën van binnen.
Een buikspieroefening in de sportschool. Ik lag voor een gozer op de vloer, hield zijn enkels vast, ik had al niet zo'n zin om de enkels van die gozer vast te pakken, maar daar had ik geen enkele reden toe, hij wenkte me, dus ging ik aan zijn voeten liggen, met mijn benen in de lucht. Hij gaf er een rothengst tegen, en er scheurde een buikspier doormidden, het zal wel verrekken zijn geweest, ik zou er nooit zo cool bijgezeten hebben als er echt iets gescheurd was. Hoewel het mijn specialiteit is om onder alle omstandigheden cool te blijven.
'Ik voel me wel schuldig,' zei de gozer.
'Ben je gek. Het is jouw schuld niet,' zei ik. 'Ik ben ook veel te oud aan het worden. Dan gebeuren die dingen.'
De gozer verdween, ik had last van die kolere buikspier en kon geen arm strekken zonder ineen te krimpen. Ik dacht aan het principe van de schuld op je nemen. Sommigen gaven de rest van de wereld de schuld als er iets mis ging, anderen weten het aan zichzelf. Ik hoor bij de laatste categorie. Alles ligt helaas altijd alles aan mij. Laatst had ik een nieuwe groep cursisten die ik toesprak, een wat oudere man zei steeds 'ik versta je niet' en ik kreeg het almaar warmer. Ik dénk dus dat ik normaal praat, dacht ik, maar ik ben de hele tijd aan het brabbelen. De groep zat me ook al zo blue aan te staren. Ze hadden nog nooit zo'n vreemd gebrabbel gehoord. Ik was niet meer in staat contact te maken, het spreken verleerd, definitief in het land der idioten terechtgekomen.
Die man bleek doof.
Ik heb het zelfs met computers. Ik moest van mijn computer bewijzen dat ik een mens was. Dat lukte me niet. Dus was ik geen mens.


dinsdag 6 oktober 2015

Blauw vlammetje

Ik probeerde vandaag het blauwe vlammetje zachtjes op te stoken. Zonder al te veel dwang.

'Dan ga jij maar eens heel snel gezellig doen!' hoorde ik in de namiddag een moeder roepen tegen het ontroostbaar huilende jongetje.  'Jij zit niet op een troon en denkt hier alles te bepalen.'
Ik stelde me voor dat ik het tegen een vriend zou zeggen, die diep in een depressie zat.
'Dan ga jij maar eens héél snel gezellig doen! Jij zit niet op een troon en denkt hier alles te bepalen.'

In een interview met de gouden griffelwinnares las ik daarnet: 'Hoe meer ik 'moet' van mijn opdrachtgever, hoe minder ik uiteindelijk te spreken ben over het eindresultaat.'
Dat is waar, dacht ik. En dat dat ook gewoon geldt als je je eigen opdrachtgever bent.


zondag 4 oktober 2015

Doel

Het is doodstil in de sportschool. De les begint pas over een half uur. Als ik me om wil draaien, zegt de sportleraar dat ik vast op de fiets kan gaan zitten. Daar fiets ik, achter glas, met uitzicht op het water. De kade. De zon die blikkert op de golfjes. Blauwe lucht. Joggers hollen voorbij, twee aan twee, kletsend. Mijn fiets staat op level 12 en ik kom niet vooruit. Ik zie elke minuut, elke seconde verstrijken, de hoeveelheid calorieën die ik verbrand, mijn hartslag. Daar ga ik, rijdend over fictieve bergen.
'Praat eens.' De sportleraar komt bij me staan.  'Jij moet praten.'
'Waarom?'
'Gewoon praten.'
'Waarover?'
'Vind je het leuk op IJburg?'
'Nee.'
'Waarom niet?'
'Allemaal dezelfde mensen.'
'Allemaal Nederlanders?'
'Allemaal Nederlanders inderdaad.'
'Vind je je leven saai?'
'Ja.'
'Heb je een doel in je leven?'
'Gelukkig wel.'
'Wat is je doel?'
'Boeken schrijven.'
Meteen vraag ik naar zijn levensdoel. Doelen, altijd leuk. Maar dan heeft hij iets anders te doen en is hij weg. Ik trap door en vraag me af of levensbeschouwing op de zaterdagochtend er ook bij hoort. Ergens was ik steeds bang dat hij over god zou beginnen. Die neiging hebben mensen vaak als ze mij even alleen spreken.
Na het fietsen, geeft hij me halters.
'Jij gaat leven, lieverd.' Hij grijnst.

woensdag 30 september 2015

Tegen die tijd

Ik vroeg me steeds af wat Campert er zelf van dacht. We luisterden met z'n allen naar een briefwisseling tussen hem en Simon Vinkenoog van zeker zo'n 50 jaar terug. Het werd licht ironisch voorgedragen door twee jonge dichters. Het waren goeie nonsense brieven. Dat zeker. De wereld was één groot spel. Maar daar zit je dan. 85 jaar oud. Er worden at random wat van je brieven voorgelezen. De zaal lacht om je boude beweringen van toen.
Een paar keer betrad Remco Campert zelf het podium. Een magere man met een stok en die eeuwig jeugdige uitstraling. Hij is er, maar niet helemaal. Nooit helemaal.
Ik dacht steeds dat degene die hem begeleidde net te vroeg zijn arm losliet. Hij moest nog één traptrede en dan alleen verder op het podium met al die draden en dingen. Maar hij viel niet. Hij droeg voor uit zijn nieuwe bundel met een Jazz band. De camera's zoomden nog verder in toen hij zijn gedicht over de dood voorlas. Het laatste gedicht. De broze man op het podium. Zijn stem. Zijn woorden. Er gebeurde iets magisch in de zaal.  Dit zal het fragment zijn dat we keer op keer op het journaal terug gaan zien, tegen die tijd. Ik denk dat hij dat zelf ook wist.

zondag 27 september 2015

En passant

Ik ging weer eens rennen. Op zondagochtend fietsten er veel moeders met kinderen achterop door het park.  ''Mama, waarom bestaat pijn?' was de eerste vraag die ik opving.
'Tjaa,' riep de moeder uit. 'Waaróm, hè?' De rest van haar antwoord kon ik helaas niet horen omdat we elkaar al gepasseerd waren.
'Mama, verliefd op elkaar worden, hoe dóén volwassenen dat dan?' vroeg een ander kinderstemmetje. Een moeder met haar witblonde zoon achterop racete voorbij.
Het leek erop dat alle kinderen vandaag vastbesloten waren om en passant meer te weten te komen over het leven.
Waarom bestaat er pijn?
Hoe worden we verliefd op elkaar?
Kauwend op deze kwesties wandelde ik door het zonnetje terug naar huis.

donderdag 24 september 2015

Mist in de AH

Ik was erg aanwezig toen ik opstond, zo aanwezig als ik in jaren niet geweest was. Glashelder. Het was 06.00 u, dronk m'n eerste espresso, las Brieven aan een jonge dichter en als wereldse tegenhanger NRC. 'Sommige mensen hebben yoga nodig om tot rust te komen, wij het geloof,' stond er. Het was een artikel over Jihadgangers meen ik. Ik zag verbanden tussen dingen. Misschien had ik moeten weten dat het in mijn geval niet per se iets goeds is. Maar ik vond het wel iets goeds. Ik maakte notities voor mijn roman.
'Ik ben erg wakker,' zei ik tegen man.
'Nou!' zei hij.
Ik ruimde het huis op. De kinderen bracht ik naar school en ik zag ze echt. Zo echt zie je ze niet vaak. Er zou een heel nieuwe, échte episode in mijn leven aanbreken, wist ik. Voor negenen betrad ik de Albert Heijn al. Daar mistte het. Al gauw zag ik geen hand voor ogen meer. De schappen aan mijn linkerkant golfden en helden over, dus hield ik me bezig met de schappen rechts. Dan was er nog genoeg te koop. Bij de vuilniszakken knielde ik even om aan de golfslag te ontkomen, maar hoe diep ik ook bukte, hoe goed ik de verschillende soorten vuilniszakken ook bestudeerde, ik voelde de golf door me heen trekken. Koffie, dacht ik. Ik denk heel vaak: koffie. Ik ging op zoek naar de koffieautomaat, ergens in het rampgebied, in de hoop dat die rechtop was blijven staan.

dinsdag 22 september 2015

Sesam open u

Ik wilde een muziekje opzetten.
Van de ochtend tot de na-middag probeerde ik de Belgische servieskast in de kamer te openen. Twee deurtjes, één zou naar links- en de ander naar rechts openklappen en daarachter stond de versterker. De deurtjes klemden, nee zaten muurvast. Er kwam geen millimeter beweging in, hoe ik er ook aan trok. Mijn tweewekelijks krachttraining ten spijt. Deze kast was een onbegonnen zaak. Ik moest nu accepteren dat het een dag zonder muziek werd. Maar berusting voelde ik niet. Ik dacht: brandhout. Goedkoop is duurkoop. Daar had mijn oma zaliger gelijk in. Wat heb je aan zo'n authentieke kast als de f*cking deuren niet opengaan.
Tegen half vier kwamen Jeetje (10) en Deetje (5) thuis uit school en moeder stond nog altijd aan die kast te rukken.
'Probeer jij eens Jeetje,' zei ik.
Nee, ook Jeetje lukt het niet. Ze sjorde, hing en trok eraan. Had het bloed in de kussentjes van haar handen staan. We hebben het zelfs nog samen geprobeerd. Met vier handen. Tevergeefs, dacht ik, alles tevergeefs op deze regenachtige, doodstille dag.
'Laat mij eens,' zei Deetje.
En ze stond op van haar kleurplaat, liep naar de kast en trok de deurtjes open.
Er was muziek.
'Hoe heb je dat gedaan?' bleef ik maar vragen. 'Hoe kan dat?'
'Ja, jullie doen het alleen met jullie hoofd,' zei Deetje. 'Het moet met je hele lichaam.'

zaterdag 19 september 2015

Raar

Op zaterdagochtend sportschool. Leuk. Een klasje. Fris het weekend in. Om 10.00 u klaar. Daarna naar de  biologische winkel voor brood. En een Trouw kopen waarin m'n bespreking staat van het boek van Luiselli. Toch leuk om te zien. Naarmate je meer bespreekt zal dat wel niet meer zo nodig hoeven. Afijn. We hingen aan de gewichten. Deden buikspieroefeningen. Sprongen als kikkers door een ruimte. So far, so good. Moeite met links en rechts heb ik. Coördinatie. Ik stagneer soms omdat ik hier en daar wat verwissel. Maar what the heck?
'Even nadenken,' zegt de trainer dan tegen mij. Prima. Al is het vermoedelijk eerder: even niet nadenken. Goed. Het springen in de kikkersprong, het laatste onderdeel, ging me goed af. Dat is wel aan mij besteed. Daar ging ik. Spring. Spring. Spring. Als eerste was ik klaar. Fit genoeg dacht ik zo.
 'Jij doet altijd alles zo ráár!' roept de trainer. 'Waarom doe jij alles zo raar?'
'Ik probeer het goed te doen,' zeg ik.
 Zijn schaterende, sprankelende lach. Aardige vent. Hij geeft me een high five.
Ik mompel nog iets van dat ik dacht dat ik normaal deed. Trek m'n jas aan. Arm in mouw. Andere arm in mouw.  Doodop. Zeldzaam vermoeid. Een zombie ineens. Wat is dat toch met sommige zinnetjes die veel en veel dieper gaan dan andere zinnetjes? (En hoe hou je ze tegen?)

vrijdag 18 september 2015

Iets

Gisterochtend trok ik ineens Rilke uit de kast. De aantekeningen van Malte Laurids Brigge. Rilkes eerste roman. Ik had het boek in 2001 van een vriendin gekregen. Voorin schreef ze: 'Dit boek werd aangeraden door iemand die stotterde én met zijn ogen knipperde, dus dit moet wel goed zijn.'
De laatste maand haal ik elke dag een paar boeken uit de kast om 'iets' te vinden. Ik weet niet wat. Mijn ogen scannen de pagina's. Geen enkel boek krijgt een eerlijke kans. Het is een koortsachtig, rusteloos zoeken aan de oppervlakte. In de hoop op iets dat verder rijkt. De ene dag verrijzen er stapels in m'n kamer die ik de dag erna weer terugzet en zo maar door. (Zo ook met muziek trouwens. Ik hops van Cash naar Bach, naar Lykke Le, naar Arvo Pärt, naar top 2000. )
Maar gisterochtend pakte ik Rilke en las de eerste zin: 'Zo dus hierheen komen de mensen om te leven, ik zou eerder denken dat hier gestorven werd.'
En toen gebeurde het. Ergens. Iets. Mijn ogen vonden rust. Ik zakte terug in mijn stoel, ontspande.
 'Ik leer zien. Ik weet niet waaraan het ligt, alles gaat dieper bij me naar binnen en blijft niet staan op de plek waar het vroeger altijd ophield. Ik heb een innerlijk waar ik niets van wist. Alles gaat daar nu heen. Ik weet niet wat daar gebeurt. (...)  Ik wil ook geen brief meer schrijven. Waarom zou ik iemand vertellen dat ik verander? Als ik verander blijf ik immers toch niet wie ik was; en ben ik iets anders dan tevoren dan is het zonneklaar dat ik geen kennissen heb. En aan vreemde mensen, aan mensen die me niet kennen, kan ik onmogelijk schrijven.'
Ik hoor nu allerlei versie van 'I follow you.'

dinsdag 15 september 2015

Tuin

We zijn net afgebeuld in de sportschool door de man van honderdzes kilo. Vier buurvrouwen en een jonge vrouw die twee jaar geleden haar nek brak op een skateboard. Ik kijk steeds of ik de knak nog ergens kan zien, maar nee.
We blazen in onze thee.
'Jullie tuin gaat er mooi uitzien,' zegt mijn rechterbuurvrouw tegen mijn linkerbuurvrouw. 'Ik spiek af en toe.'
'Ja, we hebben de trampoline verplaatst.' De linkerbuurvrouw kijkt naar mij. 'Dan hebben jullie er geen last meer van.'
'Ik had geen last van jullie trampoline hoor,' zeg ik snel.
'Maar je man voelde het trillen zei hij als er op gesprongen werd.'
'Mijn man ja. Die voelt alles.'
We lachen over mijn man die alles voelt.
'En jij dan,' zegt mijn overbuurvrouw tegen mijn rechterbuurvrouw, 'hoe zit het met júllie tuin?'
'Die moet nog betegeld worden. Het gras is niet mooi.'
'Zitten jullie er weleens?'
'Nooit,' zegt ze. 'Ik ga niet rechtop op een gewone stoel in de tuin zitten. Dan moet je toch een fijne bank hebben.'
'Nou, maar als je een bank in de tuin hebt, ga je er ook niet zitten hoor!' verzekert de overbuurvrouw ons. 'Ik rook een sigaretje, drink een kopje koffie en weg ben ik weer. Wat moet ik in de tuin?'
We weten het niet. We schenken nog een kopje thee in.
'Hoe zit het dan met jouw tuin?' vraag ik aan de jonge vrouw.
Ze heeft een balkon. Ze heeft een tuin op Bali. Een tuin op Blijburg. Een tuin in Frankrijk. Een tuin op Ibiza. Ze woont een paar maanden per jaar hier, een paar maanden daar. Haar kinderen zitten op een internationale school. De wereld is haar tuin.




maandag 14 september 2015

De irrelevantie

En waarom denk je dat je niet hebt kunnen schrijven sinds je hier bent.
Ik weet het niet. Ik denk dat het komt omdat ik bang ben voor de irrelevantie.
De irrelevantie?
Er zijn te veel dingen, ging hij op een noodlijdende toon verder, er zijn te veel boeken, te veel opinies. Wat ik ook doe, het zal toch maar op de grote hoop afval terechtkomen die elke persoon achterlaat. Ben ik een beetje te begrijpen?
Helemaal. En dat is nou net de reden waarom ik veilingmeester ben.
U? U bent kunstveilingmeester?
Van wat zich ook maar aandient.
En dat vindt u niet net zo banaal als het schrijven van boeken of het maken van schilderijen?
Op geen enkele manier. Ik ben als de aaseters van jouw vuilnis. Maar wel van goede afkomst. ik doorvors: ik vind. Ik aromatiseer, maak schoon en desinfecteer. I recycleer, beter gezegd.

Uit: De geschiedenis van m'n tanden, V. Luiselli.

vrijdag 11 september 2015

Iedereen op iedereen

'Is er nog iemand verliefd geworden?' vraag ik.  Jeetje is teruggekomen van het kamp met haar klas.
'Ja, iedereen is verliefd op iedereen!' Ze heeft een hese stem, maar oogt levendiger dan levendig.
'Wow! Iedereen op iedereen.'
'Ja, ik heb zo'n honger!' Ik wist niet dat het woord 'honger' in haar vocabulaire voorkwam.
'Je hebt zeker zin in iets vets?'
'Ja.'
Ik geef haar twee euro om een Turkse pizza te gaan kopen. Voor ze weggaat, trekt ze haar skinny jeans naar beneden.
'Ik wil je iets laten zien.'
'O?'
Ze wijst naar de grote huidkleurige pleister op haar knie. Tijdens de bonte avond is ze gevallen op de stenen. Iemand uit een andere groep zeven heeft haar laten struikelen. Ik denk dat dit was voordat iedereen op iedereen verliefd werd.
'Moest je huilen?'
'Ja,' zei ze, 'maar het was heel leuk.' Toen ging ze pizza kopen. Naar buiten. De zon in. De wereld aan haar voeten.

woensdag 9 september 2015

Orde

'Ga even naar jezelf,' zei de boekhoudster. We zaten samen achter mijn computer op mijn werkkamer. Ze was onverwachts langsgekomen met de spullen. De ramen zaten vol spinrag, er kroop net een dikke spin tegen de muur omhoog, het bureau bezaaid met tandenstokers. 'Wow. Lekker licht hier,' had ze gezegd toen ze het luik opende. Ze stapte over wat boeken en blaadjes heen en liep naar me toe. Het geeltje 'Autonoom zelf is sterker dan twijfel'  hing nog altijd aan de radiator,  de krantenkop 'Ik strijd, ik ben iemand' aan de muur. 'De ideale moslimvrouw' lag naast me, snel legde ik 'De geschiedenis van mijn tanden' er bovenop.
Het was lang geleden dat er iemand hierboven naast me had gezeten.
'Ga even naar jezelf? Hoe bedoel je?' Ik bewoog wat met de cursor heen en weer over m'n bureaublad.
'O ja, jij bent nu natuurlijk bij jezelf,' zei ze. 'Ik heb een mapje met jouw naam.'
We keken naar de wirwar van mapjes op mijn computer. We zochten het juiste mapje. We klikten erop.  Na een tijdje stond ze op en zei: 'Je hebt het goed op orde, als je het niet verder uit de hand laat lopen.'
Zodra ze weg was, opende ik het raam en pakte de bezem. De zon scheen, ik veegde en veegde en oefende de stabiele basishouding die ik vanavond in de sportschool zou gaan perfectioneren.

dinsdag 8 september 2015

Wandeltherapie

Tegen negenen in de ochtend rende ik het universum van Woody Allan in.
Drie vrouwen met dure gebreide vesten, herfsttinten, gebroken wit, stoere bruine laarzen, stonden op het schelpenpaadje in het Diemerpark te praten. Hun rashonden dartelden om hen heen. De vierde vrouw met hond kwam er aangewandeld.
'Goedemorgen Tjitske, jouw energie is heel anders dan gisteren en eergisteren!'
'Echt?' Tjitske maakte de riem van haar hond los. Hij stoof weg.
'Ja, en ook héél anders dan de gisteren daarvoor,' zei Cate Blanchett uit Blue Jasmine. De film die ik gisteravond keek.
Cate gaf Tjitske met de bad vibe een knuffel. De vier honden renden alvast achter elkaar aan over het open veld. Vrolijk. Uitgelaten. Voor de zoveelste keer.

maandag 7 september 2015

Opeens was daar ergernis


Opeens was daar ergernis, zei Deetje (5). Haar hoofd lag op haar handen op de ontbijttafel.
Mooi, zei ik, mooi gezegd zeg.
Heb je wéér een idee voor een verhaal zeker, zuchtte Jeetje (10) (Denkt u er vooral DUH achteraan)
Opeens was daar ergernis vind ik een mooie titel.
Schrijf maar eens een keer iets af, zei Jeetje. Je moet ook dingen áfmaken, mama.
Ja, ja. Doe ik. Doe ik. Weet ik. Weet ik.
Wanneer schrijf je je boek voor kinderen nou af?
Ik kan niet alles tegelijk.
Volgens mij werk je daar helemaal niet aan.
Eerst dit. Eerst dit. Dan dat.
Volgend jaar zit ik in groep 8. Ik wil m'n boekbespreking over jouw boek doen.
Ja. Ja. Ja. Ja.
Hoeveel bladzijdes heb je al?
Hoe spel je Bosnië-Herzegovina?
Deetje richtte haar ultra-zware hoofd op. Is het vandaag een lange of een korte dag? vroeg ze met stroperige stem.

woensdag 2 september 2015

Interpretatie

Op zondagochtend had Deetje (5) een schilderij gemaakt.
‘Mooi,’ zei ik toen ik beneden kwam. ‘Wat is dat precies?’
‘O, een dood meisje.’
‘Wow. Goed idee!’
Sindsdien slingert het dode meisje hier rond, op de tafel, het aanrecht, de vloer. Overal kom ik het tegen, raap ik het op, leg ik het maar weer ergens neer. Met haar anonieme grijze gezichtje. Een grote omcirkelde 5 op haar buik. Steeds opnieuw moet ik denken aan de aangespoelde Syrische kinderen die ik op een foto op Facebook zag. Dode meisjes en jongens. Drijvend in de branding.
Gisteren, toen ik al bellend met mijn moeder door de kamer liep, dook het meisje ook weer op.
In haar 40jarige loopbaan als onderwijzeres was zij nooit een kind tegengekomen dat dode meisjes schilderde, zei ze. ‘Kinderen doen nooit zomaar iets.’
Man ging er vanuit dat Deetje zomaar wat geschilderd had en toen pas zag dat het een dood meisje was.
Ik dacht dat ze het einde van haar ‘schattigheid’ getekend had, dat verklaarde ook die 5.
‘Ik ben nu 5, ik ben niet schattig meer,’ had ik haar laatst tegen het buurmeisje (11) horen zeggen. ‘Jij vindt me ook niet meer schattig, toch?’
‘Maar mijn papa en mama vinden jou nog wel schattig,’ zei het buurmeisje.
‘Ze zijn gewoon met cijfers bezig op school,’ zei man. ‘Daarom die 5.’

maandag 31 augustus 2015

Joris alias Ronnie

Ronnie werd op een avond door een ouder kunstenaarsstel uit het Dierenpark geplukt. En in een mandje naar een geweldig mooi huis vol designmeubels en schilderijen gebracht. Met alleen een balkon. Daar zat hij veel.
Het stel vond dat Joris flink gegroeid was tijdens zijn afwezigheid. Ook likte hij ineens yoghurt uit bakjes en was van zijn schuwheid niets meer te merken. Hij sprong op de tafel wanneer hij wilde, beet als iets hem niet beviel en maakte een harder geluid. Het was een aanhalig type geworden. Joris gedroeg zich tegenwoordig een beetje als een hond. Maar de vier witte haren op zijn borst zaten er nog. Daar hielden ze zich dan maar aan vast. Ze wenden al gauw aan de nieuwe Joris.

woensdag 26 augustus 2015

Kies voor jezelf

'Ik ben vroeger ook heel dik geweest,' zegt de sportinstructeur voor hij de les start. Hij lacht ons bemoedigend toe. Het zweet drupt van het puntje van zijn neus. Op zijn grasgroene t-shirt staat in witte letters: 'kies voor jezelf.' Daar moet ik steeds naar kijken tijdens het springen. Kies voor jezelf. Benen wijd, sluit, spring, armen in de lucht, boven mijn hoofd klap ik in mijn handen.
Het is voor het eerst dat ik mijn drie buurvrouwen zo lang achter elkaar zie springen en klappen. Mijn t-shirt prop ik steeds opnieuw in mijn broek. De instructeur kijkt op z'n I-phone, maar we nemen kennelijk de tijd. Of misschien bestaat die niet meer. We kiezen voor onszelf. We springen en springen en springen. Ergens komt een windje vrij.


maandag 24 augustus 2015

Vergeten

Het is maandag. Dat weet ik nog. Maar de woordvindproblemen verergeren. Daarnet zocht ik minutenlang naar het woord 'illustraties' en alleen 'artificaties' zong door mijn hoofd.
De artificaties zijn heel mooi geworden.
Zo gaat het met veel meer woorden, alleen zijn die al uit mijn geheugen verdwenen. Ik kan nog geen drie zinnen spreken of schrijven zonder er eentje kwijt te zijn.
Het focussen wordt ook duidelijk lastiger. Terwijl ik dit schrijf, ben ik tegelijkertijd de nieuwe Rabo Scanner aan het uitproberen, ik probeer iets te uploaden voor een freelancer bestand, ik gooi oude papieren over lesgeven weg, schrijf data op in mijn agenda, hoop tevergeefs de stem van ene Alain Bashung te horen en denk aan citroengras.
De laatste dagen is ook iedere kat een lookalike van onze Ronnie.
Jonge dementie begint rond mijn leeftijd. Ik heb thuis doorgegeven dat ik euthanasie wil zodra het moment daar is gekomen dat ik maar blijf zoeken en zoeken naar de naam van die twee leuke meisjes die voor me staan.
Hoewel ik gisteren nog een gezicht van een jonge man herkende bij wie we koffie bestelden.
'Hee, ik ken jou,' riep ik uit.
'O ja?'  Hij nam de bestelling op en vertrok verder geen spier.
'Het zal wel niet.'
Toen hij ons de koffie bracht, vroeg hij: 'maar waar ken je mij dan van?'
'Jij bent toch schrijver?'
Hij knikte bedachtzaam en wachtte tot ik het betreffende werk zou noemen waarvan ik genoten had.
Het is eervol om als schrijver herkend te worden, realiseerde ik. Maar wat hij geschreven had wist ik niet. Was het een dichter, essayist, een romancier? Geen idee.
Ik keek hem aan. Hij wachtte.
'Ik heb een keer met je over sex gepraat,' moest ik uiteindelijk wel zeggen.
'O, ik onthou geen gezichten.' Met het lege dienblad op z'n hand liep hij weg.


dinsdag 18 augustus 2015

Zoeken naar Ronnie

Na vier weken afwezigheid is Ronnie, onze zwarte kater, een paar straten verderop gesignaleerd maar hij blijkt schuw geworden. Hij mauwt heel anders en doet alsof hij ons niet meer kent. Hij verstopt zich onder geparkeerde auto's. Misschien omdat het regent. Ronnie en ik spelen verstoppertje. Ik lig steeds naast de auto waaronder hij ligt, als een waakhond, zijn naam zachtjes prevelend, en toch weet hij er weer tussenuit te knijpen en onder een andere auto te gaan liggen. Ik lok hem met brokjes. Karakterverandering, psychisch niet in orde, Ronnie heeft rust nodig, zoveel is duidelijk. We moeten Ronnie veiligheid bieden.
'Haal je vader,' zeg ik tegen Jeetje.
Vader komt en grijpt hem.
We weten hem in een plastic curverdoos te stoppen en dragen hem naar huis. Zijn zusje blaast meteen naar hem. Ronnie gaat naar boven verstopt zich onder ons bed. Er is niets over van onze macho.
'Het is Ronnie niet,' zegt Man.
'Wat een onzin,' zeg ik, 'natuurlijk is het Ronnie.'
'Hij had niet zo'n lange nek,' zegt Jeetje.
'Ik weet het niet,' zegt Deetje als ze thuiskomt. 'Hij is wèl lief.'
Ik blijf volhouden dat het Ronnie is, oké Ronnie is Ronnie niet meer, maar dat ligt aan zijn geestelijke toestand. Onze stem klinkt allemaal weleens anders. Maar in de nacht houdt Ronnies vreemde geluid me uit mijn slaap. En als we oog in oog staan, Ronnie en ik in de duisternis, kijk ik in zijn ogen als schoteltjes. Grote knikkers staren me aan. Waar zijn die geniepige spleetoogjes van hem? We zijn elkaar wezensvreemd. Ik haal het schaakbord weg dat voor het kattenluik stond.
De volgende ochtend is deze Ronnie verdwenen.


zondag 16 augustus 2015

Kunst

Jeetje (10) betaalt haar eigen paardrijles door achter glas te zitten. In ondergoed. Ze heeft al in allerlei Europese steden gezeten en is er zelfs een keer voor naar Canada gevlogen.
Ik heb het daar natuurlijk niet over op deze plek want het zou weleens verkeerd uitgelegd kunnen worden.
Goed, ze zit samen met haar vader achter het raam. Bij hem op schoot. En ook hij draagt alleen een onderbroek. Of maakt dat beeld het juist dubieuzer?
Twee dagen geleden, in Kopenhagen, zag ik ze voor het eerst live in hun glazen kooi, iets smaller en hoger dan een telefooncel, op een druk plein aan een doorgaande winkelstraat. Met de ijzeren rolluiken nog gesloten was het een onopvallend ding waaraan iedereen argeloos voorbijliep. Alleen Deetje (5) en ik zaten op het muurtje bij de fontein vol spanning te wachten.
Het moment waarop de luiken voor het eerst omhoog gingen en de passanten stil bleven staan, keken. Nog eens keken. Eropaf liepen. Fronsten. Hun fototoestellen en telefoons op hen richtten. Op mijn dochter. Haar uitstekende schouderbladen, haar ribben, de ruggengraat, het littekentje van een hondenbeet, de schrammetjes, een blauwe plek op haar hiel omdat ze zich die ochtend aan een stoelpoot gestoten had. Binnen een mum van tijd had zich een menigte om het hokje verzameld.
‘Ja hee! Zo kan ik niets meer zien!’ zei Deetje en sprong van het muurtje. Ze liep er naartoe.
Man las voor uit een groot Deens sprookjesboek van Andersen, waar een boek van Tonke Dragt in geplakt was. Jeetje keek steeds iemand uit het publiek strak aan. Ernstig. Vader en dochter zaten hoog. Ze waren van het ene op het andere moment Kunst geworden. Artiesten waarnaar je van een afstand keek. Onderdeel van een kunstproject van een Nederlandse kunstenaar. Tien dagen lang, elke dag een ander confronterend beeld in de kooi.
Deetje stond met haar neus tegen het glas naar haar vader en grote zus te kijken.
‘Jij mag niet dichtbij komen,’ zei ik en trok haar terug.
‘Waarom mag ik niet dichtbij komen?’
‘Jeetje moet serieus blijven kijken,’ zei ik, ‘ze moet lachen als ze jou ziet en ze mag niet lachen.’
‘Waarom mag ze niet lachen?’
‘Dit is een kunstproject,’ zei ik.
‘Aha,’ zei ze. ‘Maar ik wil dat niet, hè? Ik wil daar niet in.’
‘Dat hoef jij ook niet.’
Na tien minuten gingen de luiken naar beneden om twee minuten later weer omhoog te gaan.
En toen gingen Deetje en ik snel weg van het kunstproject om ze zes uur later weer op te halen. Toen waren ze weer normaal.





dinsdag 4 augustus 2015

Deetjes wanhoop

In de kapsalon bladeren we door de Story. Deetje spelt hardop: w a n - h o o p
'Wanhoop,' zegt ze dan, haar wenkbrauwen fronsend. 'Maar wat ís wanhoop eigenlijk?'
Er staat in rode koeienletters: Estelle's wanhoop. Een mooie titel voor een verhaal. Hoe dan ook.
Maar hoe leg ik wanhoop uit. Het is geen verdriet, geen vrees, geen woede. Voordat ik het uit kan leggen, is het Deetjes beurt al. Ze wordt op een gigantisch sky-lederen kussen gezet en bekijkt zichzelf in de spiegel. Ze houdt er niet van om naar de kapper te gaan, maar na een half jaar gesteggel zitten we er dan toch. Voor de dode puntjes. Voor de kapster begint, controleert ze Deetjes enorme bos haar op nieuw leven. Haar vingers glijden systematisch door het haar.
We wachten ademloos af.
'Bingo!' roept de kapster na een tijdje. 'Neet.'
'Ik heb haar eergisteren behandeld.'
'Ik kán haar wel knippen, maar ik moet haar eerst behandelen, mevrouw!'
'Oké, dat is prima.'
Ze kijkt nog even verder. 'Best véél neten!' roept ze dan.
Deetjes spiegelbeeld bijt op haar lip. Ze wil niet huilen, maar de tranen biggelen al over haar wangen. Ze snikt zachtjes en schokschoudert daarbij licht.
'Ach pop! Je hoeft niet te huilen hoor!' schreeuwt de kapster. 'Het is niet erg! Het is helemáál niet erg. Je hoeft je niet te schamen. Het komt alléén op schoon haar voor. Jij hebt dus heel erg schone haartjes, pop, moet je maar denken! Je hoeft je to-taal niet te schamen. Niet huilen!' toetert ze door de zaak.


vrijdag 24 juli 2015

Kalmerende spray


Gisteravond na tienen dwaalde ik zachtjes fluitend, met mijn tong klakkend, door het Diemerpark en als er niemand aankwam, riep ik op hoge toon zijn naam. In mijn ooghoeken steeds opnieuw iets zwarts. Maar dan was het weer een kraai, of een konijn. Nooit Ronnie.

Deze ochtend bezocht ik het Dierenpunt voor advies.
‘Hij is nu alweer vijf dagen weg,’ zei ik. ‘Heeft u enig idee waarom Ronnie dat doet.’
‘Tja,’ zei de mevrouw, ‘dat kan al aan hele kleine dingen liggen. Misschien kan hij het niet met de andere poes vinden.’
‘O juist wel, Ronnie en zijn zus spelen altijd samen. Of denkt u dat ze ruzie hebben?’
‘Het kan ook heel goed zijn dat hij iets in uw huis niet zo fijn vindt.’
‘Ja, hij is wel heel gevoelig denk ik.’
‘Soms is het alleen al de verplaatsing van een voerbakje,’ zei de mevrouw, ‘of als u andere werktijden heeft.’
‘Nu u het zegt! Het is begonnen toen ik een week naar Duitsland ging,’ zei ik, ‘sindsdien is hij steeds weg.’
‘Daar heb je het al,’ zei de mevrouw.
‘Ronnie en ik zijn wel heel close.’
‘Het zou goed kunnen,’ zei de mevrouw, ‘dat hij daarom vertrokken is. Als u weg bent, voelt hij zich onveilig.’ Ze gaf me een folder mee over een spray met een geruststellende werking. Door een hoge concentratie geruststellende feromonen, kan ik mijn kat extra ondersteunen in ‘zijn veilige haven’.
Mijn gezin daarentegen ziet er op de camping foto’s die ik binnenkrijg, extreem goed uit. Meer ontspannen en blij dan ik ze in jaren gezien heb. Allemaal. Het is zelfs de vraag óf ik Deetje wel ooit eerder zo open en gelukkig zag. Een ander kind. Alsof er een last van haar schouders is gevallen.
Het komt er bij ons thuis op neer dat alleen Ronnie zich onveilig voelt als ik er niet ben. Op de anderen lijkt mijn afwezigheid juist een tegenovergestelde uitwerking te hebben. Daar kan geen relax spray tegenop.
‘Het kan goed zijn dat jullie een entiteit in huis hebben,’ zei een vriendin van mijn moeder. ‘Dat ze thuis daarom zo veel agressiever zijn. Kinderen zijn heel gevoelig.’
‘Ja,’ zei ik.
‘Zal ik de entiteit weghalen?’ vroeg ze. ‘Daar ben ik voor bevoegd.’
‘Kan dat ook op afstand?’
‘Ja,’ zei ze. ‘Dat kan heel goed.’
Dat mag ze van mij best doen. Maar ik vrees dat ik de entiteit ben in dezen, die weggehaald dient te worden. (Floep..weg was ik.)

maandag 20 juli 2015

Geloof

'Veel stoornissen hebben te maken met zekerheid. Of althans met een gebrek aan zekerheid. Filosofisch gezien is het de mens onmogelijk om ergens zeker van te zijn. Elke vorm van zekerheid berust op het geloof dat er iets zeker is.'

Dit zegt psychiater en filosoof D. Denys in NRC weekendbijlage. Nu ben ik nergens zeker van, en het is fijn dat dát blijkbaar klopt (filosofisch gezien dan).
 Wat rest is weer dat merkwaardige woordje 'geloof'. Hoe langer ik over dat woord nadenk, hoe onwaarschijnlijker het me voorkomt. Hoe fictiever alles wordt.

zondag 19 juli 2015

Egocentrisch

Een verhaal van Lorrie Moore om de dag mee te beginnen uit de bundel Vogels van Amerika. Het eerste wat ik van haar lees. In dat ene verhaal weet ze me hardop te laten lachen, meteen daarna in tranen te krijgen, en ik heb m'n eerste koffie nog niets eens op. Dat is wat een verhaal op z'n best kan doen. Op mijn telefoon komt een foto binnen van Deetje met een indianenvlecht op een Franse theatercamping. Een foto van hun drieën voor de tent. Zij daar. Ik hier. De drie meter lange keukentafel is bezaaid met papieren - de verschillende versies duizelen - en overal liggen boeken. Beneden het ene verhaal afmaken, voor ik naar boven ga, naar m'n werkkamer voor het andere verhaal.
In mijn hoofd een dagindeling waarmee ik nu al niet meer synchroon loop. Maar dat geeft niet. Een dag die je helemaal zelf te besteden hebt, lijkt veel langer. Maar toch is het nu alweer 10.31 u. Een kleine week die ik op eigen wijze door kan brengen, m'n volkomen egocentrische eigen wijze, in m'n volkomen egocentrische eigen wereld. En dan de trein naar een plaatsje in Bretagne waar de werelden weer samen zullen komen.

zaterdag 18 juli 2015

Over het lezen van fictie

'Ik heb vaak gemerkt dat een wezenlijk op een romanachtige manier doorgronden van drijfveren me heeft geholpen enigszins te begrijpen wat iemand van mij of van iemand anders wil. Het is soms bijna beangstigend te beseffen hoe slecht de meeste mensen zichzelf kennen; het lijkt je een bijna religieus voordeel te geven met betrekking tot iemands ziel. Dit is een andere manier van zeggen dat we in literaire fictie het grote privilege hebben op te kunnen merken hoe mensen zichzelf gestalte geven - hoe ze zichzelf construeren met behulp van fictie en verzinsels en er vervolgens voor kiezen dat element van zichzelf te onderdrukken of te vergeten.'

Het is komkommertijd dus geen zelfgeschreven stukkie, maar weer een citaat uit Tintelingen van James Wood.

vrijdag 17 juli 2015

Een kwestie van geloof

Het echte in fictie is altijd een kwestie van geloof - het is aan ons, lezer, om fictie te bekrachtigen door ermee in te stemmen. Er wordt geloof van ons gevraagd, een geloof dat we op elk moment kunnen weigeren. Fictie beweegt zich op het terrein van de twijfel, fictie is een ware leugen, fictie is zich er op elk moment van bewust dat ze kan falen overtuigend te zijn. Geloof is in fictie is altijd 'doen alsof'. Ons geloof is metaforisch en lijkt alleen maar op echt geloof.

Dit kwam ik net tegen in Tintelingen van James Wood. Het lezen en schrijven van Literaire fictie.

Twijfel. Geloof. De thema's van het werkje waar ik nu aan bezig ben. Hoe verhouden die twee zich tot elkaar? Wat als één van de twee de overhand neemt?

donderdag 9 juli 2015

Ronnie

Ronnie, de zwarte kater, was acht dagen lang verdwenen. Ik weet nog dat hij vorige week, op een vroege ochtend in de Eifel ergens diep in het bos, mijn pad kruiste. Ronnie is me achterna gegaan, dacht ik. Ronnie is de enige die echt niet zonder me kan. (Of ik niet zonder Ronnie)
Op diezelfde dag verdween hij hier.
Gisteren rond een uur of drie vonden Jeetje en een vriendinnetje hem tussen het riet en de struiken in het Diemerpark. Hij kwam luid mauwend op het voer af, maar wilde verder blijkbaar niets meer van ons weten. Hij keek gek uit zijn ogen vond ik. Ronnie was Ronnie niet meer. Alsof hij psychisch niet helemaal in orde was. Iets groots te verwerken had.
Alleen in een grote plastic Curverbak, het dekseltje op een piepklein kiertje, heb ik hem tenslotte de brug over gekregen. Het wilde zwarte dier op een drafje naar ons huis gedragen. Het kattenluik gebarricadeerd omdat hij meteen weer wilde ontsnappen.
'Logisch,' zei een buurman, 'hij heeft het daar fijn aan de waterkant. Ronnie lijkt me wel een type dat vogeltjes vangt en beestjes.'
'Heeft hij het daar fijner dan bij ons?'
De buurman knikte.
'Dus Ronnie wilde gewoon weg?'
'Ik weet het natuurlijk niet zeker,' zei de buurman snel.


dinsdag 7 juli 2015

Stilte

Ik had hier korte, grappige stukjes kunnen schrijven over mij en de veelal Belgische bejaarde stellen in de eetzaal, of over de in zichzelf gekeerde mensen die werkten in het familiehotel, waarmee ik na een dag of drie stilzwijgend een band kreeg. Alleen omdat we op hetzelfde moment ergens waren en ik 's ochtends 'gutemorgen' tegen ze zei en zij tegen mij. En 's avonds knikten we. Na een paar dagen merkte ik dat ik blij was ze te kunnen begroeten. Mijn kameraden met  hun oververhitte hoofdjes en de gezwollen aderen op het slappe witte vlees. De toekomst
Negen nachten verbleef ik in een appartement, maar ik ontbeet en dineerde in het hotel dat erbij hoorde. Het viel me de eerste dag al op dat ik niet de enige was die daar in stilte zat te eten. Er was het geluid van tikkend bestek. Ook de oudere stellen begrepen elkaar na al die jaren kennelijk woordeloos.
De woorden moesten uit mezelf komen. Buiten mijn dagelijkse hardloop en/of wandelrondes door het bos, was er niets anders te doen dan schrijven en lezen. Ja, er was het zwembad in de kelder waar ik als enige mijn baantjes trok. Het wandelen leek in het begin nog vaak op marcheren, het zwemmen op dwangmatig heen en weer crowlen. Als ik me niet vergis kwam daar allengs een rustiger tempo in. Ook was ik op den duur niet meer bang om in het bos te verdwalen. Elke nacht vroeg ik me wel een paar keer af: wat doe ik hier? En waar zijn Jeetje en Deetje? Maar intussen voltrok zich iets, was zich iets aan het voltrekken. Iets kalms en goeds. Tegen het eind van de week, om half vijf 's ochtends, had ik zomaar gevonden wat ik bleek te zoeken.
(Op vrijdagavond kwamen de bezwete collega's voorrijden en hebben we het nog twee dagen op een enorm praten en zuipen gezet)

woensdag 24 juni 2015

Anderhalve dag voor vertrek

'Mama, waarom ga jij eigenlijk in Duitsland werken?' vraagt Deetje.
Ja, waarom ook alweer?
'Het is toch leuk om eens in Duitsland te schrijven?' zeg ik. 'Wie wil dat niet?'
De laatste keer dat ik drie dagen alleen in een ander land verbleef, heb ik mij drie dagen opgesloten in de hotelkamer, mailt een vriendin me. Daarom durf ik dat niet meer zo goed.
De laatste keer dat ik twee weken alleen in een kasteel in een Frans gebergte zat om te schrijven, sliep ik geen enkele nacht en stond ik de grootste doodsangsten uit die ik ooit heb meegemaakt, herinner ik me.
De dagen van de komende week zie ik ineens glashelder voor me. Meestal vliegt de tijd, soms ook kruipt-ie voorbij. In het Eifel dorpje waar 127 mensen wonen, is dat laatste natuurlijk het verhaal. Als je je iedere seconde bewust bent van jezelf kan iets eindeloos duren. Misschien komt de tijd in Duitsland zelfs stil te staan.
Hele lange dagen waarin ik me 's avonds van mijn appartement naar het hotel begeef. Alwaar ik in mijn eentje ga zitten eten. Aan een ronde tafel, gedekt voor vier personen. Tussen de bejaarde vakantiegangers. Met opgeheven hoofd natuurlijk. Mijzelf opperbest vermakend. Het laptopje binnen handbereik. Er moet in het hotel ergens WiFi zijn, las ik al bij de klantbeoordelingen. In een bepaald hoekje bij de bar. Een hele trage verbinding. Alles is er traag.
Het is er muisstil. Voor het boodschappen doen is een auto vereist, las ik. Dat is jammer voor mij, zonder rijbewijs. Hoe kom ik aan brood en andere dingen?
Ik moet denken aan Het Buitenleven van Rachel Cusk. In die roman laat het hoofdpersonage huis en haard achter zich en begint een totaal nieuw leven in een gehucht ergens. Maar dat was niet mijn bedoeling.

zaterdag 20 juni 2015

Dood

Deetje zegt: 'Ik wou dat jullie dood waren.' Ze wijst haar liefhebbende ouders aan. 'Jullie gaan toch dood of niet?'
'Nu nog niet,' zeg ik. 'Maar iedereen gaat een keer dood, hè.'
'Ik wou dat iederéén nu dood was.' Ze maakt een weids armgebaar.
'Mooi is dat.'
'Iedereen, behalve ik!'
'En wat ga je dan doen als iedereen dood is, behalve jij?'
'Televisiekijken.' Ze kijkt er gelukzalig bij.  'Alleen maar televisiekijken en snoep eten.'

'Ja daarvoor hoeven ze niet dood,' merkt Jeetje op, 'als je achttien bent mag je het ook zelf weten. Dan mag je de hele dag televisiekijken en snoep eten. En dan wil je het niet eens meer, Deetje.'
Dat zal allemaal wel, zie ik Deetje denken. Maar nu wil ik het. Dus als het toch gebeuren moet, laat die uitsterving dan nu beginnen.
Moeder vraagt zich af waarvoor de ouders volgens Jeetje dan wel dood moeten, als het niet is voor het kijken van televisie of het eten van snoep.

dinsdag 16 juni 2015

Buik

Deetje wilde zich niet laten insmeren op het strand afgelopen vrijdag. Ze kreeg ter plekke een woedeaanval en verkoos een legging en een jurk met lange mouwen boven het badpakje. Het was zeker dertig graden. Ik vroeg haar vanochtend waarom ze zich eigenlijk niet gewoon in liet smeren.
'Ik wil niet dat iedereen dat ziet,' zei ze. 'Als jij me insmeert.'
'Waarom niet?'
'Ik wil niet dat de mensen mijn buik zien.'
'Maar wat is daar erg aan? Iederéén heeft toch een buik? Alle mensen hebben er één.'
'Niet! Oma D. niet!' zei ze meteen. 'Oma D. heeft geen buik.'
'Nee, oké, zij heeft geen buik, maar...'
'Oma D. is alleen nog een skelet,' zei Deetje.
'Dat is waar, maar...'
'Dus niet iedereen heeft een buik, mama!'
'Nee,' zei ik.

zondag 14 juni 2015

Kunstenares

De verkoper van de kledingwinkel geeft me een klein zwart T-shirt met witte verfspatten.
'Hier. Trek eens aan,' zegt hij. 'Hierin lijk je precies een kunstenares.'
'Nou, dát hoeft niet hoor,' zegt man. Hij zit op een krukje toe te kijken. 'Dáár moeten we juist vanaf.'
Ik glimlach op mijn gebruikelijke wijze, trek het zwarte T-shirt met de verfspatten aan en daarna meteen weer uit.
 'Ik vind het té,' zeg ik.
'Dus geen kunstenares?'
'Nee,' zeg ik.
Hij kijkt me glazig aan. Meewarig misschien eerder.
De vorige keer wou dezelfde verkoper me ook al een blouse verkopen omdat ik daarin op een kunstenares zou lijken. Wat is daar toch het voordeel van? vraag ik me af. Weet die man wel wat hij zegt? En waarom ik?

dinsdag 9 juni 2015

Grens van het betamelijke

Ik wilde iets radicaals doen. Ik dacht: ik hef dit weblog op. Nou, dat was me een gedachte wel. Ik moest er even van bijkomen. Dus dacht ik even aan andere dingen: de grens van het menselijke. Waar lag die grens? En waarom trok me dat zo aan? Iemand had gezegd: 'dan bereik je de grens van het menselijke.' En ik dacht: Ja! Dat is het. Daar moet ik naartoe! Alsof het toverwoorden waren. Een vakantiebestemming. Het paradijs.
Maar wat wil ik daar precies gaan doen? Bij de grens van het menselijke?  Ik zie me er al staan, in mijn nieuwe bikini.
Gisteravond Belle de Jour van Bunûel gezien. De film werd ingeleid door een psychoanalyticus. Hij sprak over spiegeling, leegte en perversie. De film moesten we zien als een droom, verinnerlijking, van een volkomen gestoorde vrouw die probeert 'heel' te worden.
We zagen volgens de analyticus haar gevecht met haar demonen op het witte doek. Ik geloof niet dat het een film was die eigenlijk een droom is van het hoofdpersonage. Zoals ik niet geloof dat ons leven eigenlijk een droom is van onszelf.  Maar ik 'geloof' sowieso nogal weinig. Dus misschien moet ik daar niet al te veel waarde aan hechten.
Goed, ik hef dit blog niet op. Het enige radicale wat ik doe is dit weekend in een strandhuisje op camping Bakkum doorbrengen.

donderdag 4 juni 2015

Het verwaarloosde paard

Ik werd die dag pas rustig toen ik oog in oog stond met het verwaarloosde paard. Het regende dat het zeek. Ik schuilde bij haar in de stal. Het paard had nog geen zin om te draven, had mijn tienjarige verteld. Het wilde alleen op haar gemak lopen. Het had tijd nodig. Ze begon hooi te eten, ik maakte een foto van haar.
Om ons heen verwerd alles langzamerhand tot één grote modderzooi. De blubber strekte zich uit. Ik zag dat er zich een eilandje om het verwaarloosde paard en mij heen begon te vormen.
Mijn dochter was in geen velden of wegen meer te bekennen. Zelf ben ik nooit een paardenmeisje geweest. Om de huizen van mijn opa en ooms liepen vroeger overal paarden. Ik kan wel zeggen dat ik ben opgegroeid tussen de cowboys, maar naar hun paarden keek ik niet om. Ook mijn beste vriendin was er zo eentje. Ze had een verzorgpaard op de manege waar ze elk vrij moment naartoe ging om mest te scheppen, de staarten te borstelen, stallen schoon te maken. Ik vroeg me af wat daar nou precies de meerwaarde van was. Nee, dat vroeg ik me niet af. Ik vond het idioot. En dat ze er ook nog voor betáálde. Ik zou me daar wel gek zijn.
Maar eergisteren, toen het paard en ik elkaar in de ogen keken, begreep ik er misschien iets van.

woensdag 3 juni 2015

De beproevingen van het huwelijk


Man zit aan de keukentafel achter zijn laptop als ik beneden kom. Hij is met zijn identifier in de weer, vraagt hoe mijn dag was. Ik vertel hoe mijn dag was. Halverwege mijn verhaal begint man driftig te typen, zijn wenkbrauwen gefronst.
'Hoor je me wel?’
'Wat?' Hij kijkt me kort aan door zijn leesbrilglazen en tuurt dan weer naar het scherm. Met twee vingers ramt hij op de toetsen.
Zodra ik weer achter mijn computer zit, drie verdiepingen hoger, begint hij dingen naar me te roepen.
'Ik kan je niet verstaan,' roep ik terug.
'Zal ik J. en D. zo halen? Of doe jij dat?' 
'Nu praat je wel tegen me. Nu ik hier helemaal zit.'
'Ja, ik moest even iets afmaken.'
'Je vroeg net zelf hoe mijn dag was.'
'Ik had op een kort antwoord gehoopt.’

Zo blijven wij naar elkaar schreeuwen, de longen uit ons lijf, met al die kamers en trappen tussen ons in.