In een overvolle tram 26 hangen twee pubermeisjes in hun stoelen. Eentje met lang, aubergine geverfd haar, een wit gezicht en zo'n bril met een dik zwart montuur. Het andere meisje is minder uitgesproken. Maar ook over haar uiterlijk is nagedacht. Dat zie je. Neutraliteit is ook een keuze.
'Ik ben de enige in de héle familie die er tenminste nog iéts van wil maken,' zegt het aubergine meisje.
'Waarvan?'
'Ja, van het léven. Waar anders van.'
'O ja.'
'Mijn moeder houdt niet van feestjes. Die houdt he-le-maal nergens van.'
'Mijn ouders ook niet hoor.'
'Nou, ik heb op zich geluk dat ik tenminste nog een slimme vader heb, een héél slimme vader. Dus met hem kan ik wel praten,' zegt ze.
'Met je moeder niet?'
'Absoluut niet!' Ze duwt haar bril tegen haar neus en snuift.
'Ik met de mijne ook niet hoor.'
'Mijn vader houdt ook wel van een feestje,' zegt het aubergine meisje.
'O, da's mazzel hoor.'
'Ja.'
Bovenop hun kruinen kijk ik. Het aubergine meisje heeft uitgroei. Ik denk aan haar oliedomme, depressieve moeder met wie niet te praten noch te lachen en eigenlijk ook niet te leven valt. Ze woont ergens bij mij op het eiland. Over tien jaar hangen Jeetje en vriendin in tram 26. En over vijftien jaar Deetje. Misschien zal Deetje haar haar ook aubergine willen verven. Zo'n type is het wel.
'Ik zou het niet doen,' hoor ik mijzelf zeggen. 'Het haalt álle kleur weg uit je gezicht. En je ziet al zo bleek, meisje. Soms denk ik weleens: Zou ze ziek zijn? Zó bleek. Maar ja, het is jóúw hoofd. Wat jij doet moet jij weten. Jij loopt ermee rond, niet ik, hè?'
vrijdag 11 maart 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten